In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiseres, geboren in 1991, heeft haar aanvraag gebaseerd op bedreigingen en geweld dat zij heeft ervaren vanwege haar lesbische geaardheid. De aanvraag was eerder afgewezen, maar eiseres heeft een nieuw beroep ingesteld na het indienen van een iMMO-rapport dat haar psychische toestand en de impact van haar ervaringen documenteert.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het iMMO-rapport geen nieuw inzicht biedt in de ongeloofwaardig bevonden verklaringen van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de psychische klachten van eiseres, zoals PTSS en depressieve klachten, die haar vermogen om coherent te verklaren hebben beïnvloed. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen uit het iMMO-rapport. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.970,44 bedragen, inclusief kosten voor deskundigen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.