ECLI:NL:RBDHA:2021:14117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
NL21.18481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk ongegrond beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat deze de aanvraag op 24 november 2021 niet in behandeling had genomen. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris op 5 november 2021 een voornemen had geuit om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had geen zienswijze ingediend tegen dit voornemen en zijn gemachtigde had in het beroepschrift van 26 november 2021 verzocht om een nadere termijn om de gronden van beroep aan te vullen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser zijn beroepsgrond niet nader had onderbouwd en dat de staatssecretaris had aangetoond dat de processtukken, waaronder het voornemen, op tijd aan de gemachtigde waren verzonden. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18481

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Lavell),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat hij kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Na kennis genomen te hebben van de stukken ziet de rechtbank in deze procedure aanleiding om met toepassing van deze bepaling uitspraak te doen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
3. Op 5 november 2021 heeft verweerder schriftelijk het voornemen geuit om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
4. Omdat bij verweerder op het tijdstip van het voornemen nog geen gemachtigde bekend was, heeft verweerder op 5 november 2021 het voornemen samen met het onderliggend dossier aan de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR) van het aanmeldcentrum in Ter Apel gestuurd. Verweerder heeft daarbij verzocht om aan de zaak een gemachtigde te koppelen en het voornemen met de processtukken aan de gemachtigde toe te zenden.
5. Eiser heeft geen zienswijze ingediend tegen het voornemen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder vervolgens de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel definitief niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
6. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. In het beroepschrift van 26 november 2021 heeft de gemachtigde van eiser verzocht om een nadere termijn om de gronden van beroep aan te vullen. In het beroepschrift is reeds als (summiere) beroepsgrond aangevoerd dat, voor zover gemachtigde kan nagaan, hij geen voornemen van verweerder heeft mogen ontvangen en dat om die reden het bestreden besluit niet rechtens is.
7. De rechtbank heeft verweerder verzocht om te reageren op de door eiser aangevoerde beroepsgrond. Verweerder heeft dit bij schrijven van 9 december 2021 gedaan. Verweerder meldt dat de RvR op 5 november 2021 om 17:29 uur de processtukken waaronder het voornemen per mail aan de gemachtigde van eiser heeft toegezonden.
8. Eiser is bij herstelverzuimbrief van 26 november 2021 in de gelegenheid gesteld om het beroepschrift aan te vullen. Gebleken is dat eiser, hoewel hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld, de beroepsgronden niet nader heeft aangevuld. Eiser heeft zijn beroepsgrond dat hij het voornemen mogelijk niet heeft ontvangen niet nader onderbouwd. Gelet op de reactie van verweerder zoals vermeld onder rechtsoverweging 7 en dat eiser zijn beroepsgrond niet nader heeft onderbouwd slaagt de beroepsgrond van eiser niet. De rechtbank twijfelt hier niet over en daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)