ECLI:NL:RBDHA:2021:14117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk ongegrond beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat deze de aanvraag op 24 november 2021 niet in behandeling had genomen. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris op 5 november 2021 een voornemen had geuit om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had geen zienswijze ingediend tegen dit voornemen en zijn gemachtigde had in het beroepschrift van 26 november 2021 verzocht om een nadere termijn om de gronden van beroep aan te vullen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser zijn beroepsgrond niet nader had onderbouwd en dat de staatssecretaris had aangetoond dat de processtukken, waaronder het voornemen, op tijd aan de gemachtigde waren verzonden. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.