ECLI:NL:RBDHA:2021:14111
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Denemarken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.H. van Akenborgh, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Denemarken verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 2 december 2021, waar de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De staatssecretaris was afwezig, maar had een verweerschrift ingediend.
Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.