ECLI:NL:RBDHA:2021:14110
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van Denemarken voor asielaanvraag en overdracht van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die zijn aanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en dit werd bevestigd door de Deense autoriteiten die een terugnameverzoek hadden aanvaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen beletselen waren voor de overdracht aan Denemarken.
De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat zijn rechten in Denemarken geschonden zouden worden. Eiser had weliswaar aangegeven dat hij psychische problemen had en dat hij in een opvangkamp met beperkte voorzieningen had verbleven, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de Deense autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. Eiser had ook niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om bij de Deense autoriteiten te klagen over de intrekking van zijn verblijfsvergunning.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen reden was om aan te nemen dat de overdracht van eiser in strijd zou zijn met zijn rechten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 december 2021 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier M.Ch. Grazell.