ECLI:NL:RBDHA:2021:14108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
NL21.12045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een terugkeerbesluit wegens niet gehoord zijn en onzorgvuldige besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Venezolaanse nationaliteit bezittende persoon, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 24 juni 2021 door de Staatssecretaris was opgelegd. De rechtbank constateerde dat de Staatssecretaris niet had gereageerd op de beroepsgronden van de eiser, ondanks een verzoek en rappel van de rechtbank. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 24 juni 2021 vanuit Barcelona naar Nederland was gevlogen en op Schiphol was staande gehouden. Hij was heengezonden met een terugkeerbesluit zonder dat hij was gehoord. De eiser voerde aan dat het terugkeerbesluit onjuist en onrechtmatig was, onder andere omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zienswijze te geven. De rechtbank heeft ook gekeken naar een eerder terugkeerbesluit dat op 20 november 2019 was opgelegd, maar kon niet vaststellen of dit besluit nog rechtsgeldig was op het moment van het nieuwe besluit.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris had nagelaten om de rechtsgeldigheid van het eerdere terugkeerbesluit te controleren en dat het bestreden besluit daardoor onzorgvuldig tot stand was gekomen. Bovendien was de eiser niet gehoord voordat het terugkeerbesluit werd genomen, wat in strijd is met het recht om gehoord te worden volgens het Handvest van de Grondrechten van de EU. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12045

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft, ondanks een verzoek van de rechtbank en een rappel, niet gereageerd op de beroepsgronden.
Eiser heeft op 30 augustus 2021 verzocht om op de stukken uitspraak te doen. Verweerder heeft, na aankondiging van de rechtbank voornemens te zijn de zitting achterwege te laten, geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid te laten weten of hij alsnog op een zitting wil worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

De beoordeling

De feiten
1. Eiser is volgens zijn identiteitsdocument geboren op [Geboortedatum] en bezit de Venezolaanse nationaliteit. Uit het op 25 juni 2021 door de adjudant onderofficier van de Koninklijke Marechaussee, de heer [Naam 2], opgemaakte “proces-verbaal van bevindingen algemeen” blijkt het volgende. Eiser is op 24 juni 2021 vanuit Barcelona naar Nederland gevlogen. Op de doorlaatpost Luchthaven Schiphol is hij staande gehouden. Hij is vervolgens heengezonden met een terugkeerbesluit (het bestreden besluit) zonder te zijn gehoord. Uit dit proces-verbaal blijkt ook dat er aan eiser al op 20 november 2019 een terugkeerbesluit is opgelegd.
Gronden van beroep
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een onjuist en onrechtmatig terugkeerbesluit. Hij voert daartoe het volgende aan. Het besluit vermeldt foutief dat er sprake is van een uitreis in plaats van een inreis op Schiphol vanuit Barcelona en dat hij in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het uit te vaardigen terugkeerbesluit kenbaar te maken. Ook heeft verweerder gehandeld in strijd met het arrest van het Hof van Justitie van 11 december 2014 (Boudjlida) [1] omdat verweerder heeft nagelaten eiser voorafgaand aan het nemen van het terugkeerbesluit tijdens een gehoor in staat te stellen zijn standpunt uiteen te zetten over zijn verblijfsstatus in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.
Tenslotte voert eiser aan dat onduidelijk is op welke grond verweerder Venezuela als land van terugkeer heeft aangewezen in het bestreden besluit.
Procesbelang
3.1
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Dat procesbelang ontbreekt als het bestreden besluit onverplicht en ten overvloede zou zijn genomen, omdat het eerdere terugkeerbesluit nog rechtsgeldig zou zijn geweest ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.
3.2
Zoals uit het eerder genoemde proces-verbaal blijkt en niet is weersproken, heeft eiser al op 20 november 2019 een terugkeerbesluit opgelegd gekregen. De rechtbank kan echter niet vaststellen of dit terugkeerbesluit nog steeds rechtsgeldig was op het moment van het nemen van het bestreden besluit. Op grond van artikel 62a lid 1 aanhef en onder a, Vw 2000 verliest een terugkeerbesluit rechtsgeldigheid als wordt voldaan aan de terugkeer-verplichting. Uit het proces-verbaal en de andere dossierstukken kan niet worden afgeleid of eiser al dan niet aan de vertrekplicht heeft voldaan. Bovendien is een terugkeerbesluit niet meer rechtsgeldig, als er na het nemen van dat besluit sprake is of is geweest van een tussentijds rechtmatig verblijf. Niet bekend is of hiervan sprake is geweest.
3.3
Omdat niet is komen vast te staan dat het eerdere terugkeerbesluit nog rechtsgeldig was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding om het beroep van eiser niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van procesbelang. De beroepsgronden zullen daarom inhoudelijk worden beoordeeld.
Terugkeerbesluit
4. Verweerder heeft nagelaten om voorafgaand aan het opleggen van een nieuw terugkeerbesluit na te gaan of het eerdere terugkeerbesluit nog rechtsgeldig was. Dit eerdere terugkeerbesluit is niet betrokken bij het opleggen van het bestreden besluit. Het bestreden besluit is daardoor onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
5. In het proces-verbaal van bevindingen is vermeld dat eiser is heengezonden zonder te zijn gehoord en zonder rechtsgeldig terugkeerbesluit. Op grond van artikel 41 van het Handvest van de Grondrechten EU (hierna: het Handvest) is er een recht van eenieder om te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen. In de door eiser genoemde uitspraak past het Hof van Justitie het EU-recht om gehoord te worden toe als algemeen beginsel van Unierecht. Het Hof van Justitie oordeelt dat de lidstaten voordat zij een terugkeerbesluit opleggen de betrokken derdelander in staat moeten stellen zijn standpunt uiteen te zetten over de modaliteiten van zijn terugkeer, te weten de termijn voor vertrek en de vrijwillige of gedwongen aard van het vertrek. Niet in geschil is dat verweerder heeft nagelaten eiser te horen alvorens het terugkeerbesluit te nemen. Dit betekent dat het bestreden besluit ook op dit punt onzorgvuldig tot stand is gekomen en voor vernietiging in aanmerking komt.
6. Volledigheidshalve zal de rechtbank ingaan op wat eiser nog aanvoert over de vermelding van Venezuela als land van terugkeer in het bestreden besluit. Op grond van artikel 1.1 van de vreemdelingencirculaire wordt in een terugkeerbesluit het land of de landen genoemd waarnaar de vreemdeling moet terugkeren, voor zover dat land of die landen bekend is of zijn. Op het identiteitsdocument van eiser staat vermeld dat hij de Venezolaanse nationaliteit bezit. Op grond van die vermelding is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid in het terugkeerbesluit Venezuela als land van terugkeer heeft kunnen aanwijzen.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
8. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. In wat eiser daarover naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank aanleiding dat verzoek toe te wijzen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure tot een bedrag van € 748,- te vergoeden aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.HvJEU 11 december 2014, C-249/13, ECLI:EU:C:2014:2431