ECLI:NL:RBDHA:2021:14101

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
NL21.11536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielprocedure met betrekking tot tijdige besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de proceskostenveroordeling in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Russische nationaliteit, had op 25 november 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft verzoeker op 16 juli 2021 beroep ingesteld. Dit beroep werd op 20 augustus 2021 ingetrokken, waarbij verzoeker tevens verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van 25 mei 2021 niet prematuur was, en dat de Tijdelijke wet die per 11 juli 2021 van toepassing was, relevant was voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond zou zijn verklaard indien verzoeker dit niet had ingetrokken, en heeft daarom het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De kosten van de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 374,-, en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1981, van Russische nationaliteit, verzoeker
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr.M. L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 25 november 2020 heeft verzoeker een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet.
Op 16 juli 2021 heeft verzoeker beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag.
Verweerder heeft alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is op 20 augustus 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
Verweerder heeft op 22 juli 2021 en op 2 september 2021 op het verzoek om proceskostenveroordeling gereageerd.
Verzoeker heeft op 18 augustus 2021 gereageerd op het bij brief van 22 juli 2021 door verweerder gestelde.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken nadat verweerder alsnog een besluit heeft genomen. Verzoeker heeft tegelijk met de intrekking van het beroep verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank merkt het onderhavige beroep aan als een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een beschikking als bedoeld in artikel 4:18 Awb.
5. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan een beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
6. De rechtbank stelt vast dat verzoeker verweerder voorafgaand aan het beroep van 16 juli 2021, op 25 mei 2021, in gebreke heeft gesteld tijdig op zijn asiel aanvraag te beslissen.
7. Verweerders stelling dat de ingebrekestelling van 25 mei 2021 prematuur is ingediend gelet op de Twodi zoals die luidde per 11 juli 2020, volgt de rechtbank niet. Gelet op de datum van het ingestelde beroep is bepalend de Tijdelijke wet zoals die geldt per 11 juli 2021 en waarbij alleen de artikelen 4:7 tot en met 4:19, afdeling 8.2.4a en artikel 8:72, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn verklaard op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Gelet hierop en gelet op het feit dat verweerder niet heeft bestreden dat te laat op de aanvraag is beslist, zou het beroep gegrond zijn verklaard, indien verzoeker dit beroep niet had ingetrokken. Het verzoek om een proceskostenveroordeling zal daarom worden toegewezen.
9. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Bpb € 374,- in verband met het indienen van het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht voor het beroep niet tijdig beslissen).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.