In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de proceskostenveroordeling in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Russische nationaliteit, had op 25 november 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft verzoeker op 16 juli 2021 beroep ingesteld. Dit beroep werd op 20 augustus 2021 ingetrokken, waarbij verzoeker tevens verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van 25 mei 2021 niet prematuur was, en dat de Tijdelijke wet die per 11 juli 2021 van toepassing was, relevant was voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond zou zijn verklaard indien verzoeker dit niet had ingetrokken, en heeft daarom het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De kosten van de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 374,-, en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in deze kosten.