In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een beroepsmilitair, en de Commandant Landstrijdkrachten over de toekenning van een salarisnummer bij zijn aanstelling. Eiser was eerder werkzaam als sergeant der eerste klasse en had bij zijn ontslag in 2017 een salarisnummer van 31. Na een periode als burgerambtenaar heeft hij in 2020 een verzoek ingediend voor herintreding als beroepsmilitair in de rang van kapitein. De Commandant Landstrijdkrachten heeft hem bij zijn aanstelling salarisnummer 17 toegekend, wat eiser niet accepteert. Hij stelt dat hij recht heeft op salarisnummer 31, gebaseerd op de Nota 'Salarisnummer bij aanstelling' van 1 april 2015.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Commandant Landstrijdkrachten terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor het oude salarisnummer, omdat hij niet herintreedt in dezelfde rang en functie als voor zijn ontslag. De rechtbank oordeelt dat de regels in de Nota duidelijk zijn en dat de Commandant Landstrijdkrachten in redelijke mate rekening heeft gehouden met de ervaring van eiser als loopbaanbegeleider. De rechtbank concludeert dat de onderhandelingen over de aanstelling zorgvuldig zijn verlopen en dat eiser niet gedwongen kan worden om een aanbod te aanvaarden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de regels omtrent salarisnummer toekenning bij herintreding in de defensieorganisatie en bevestigt dat de Commandant Landstrijdkrachten de juiste procedure heeft gevolgd bij de toekenning van het salarisnummer aan eiser.