Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Achmea Schadeverzekeringen N.V., te Apeldoorn
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 december 2021, is het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) gegrond verklaard. Eiser ontving een WIA-uitkering en was eerder voor 100% arbeidsongeschikt verklaard. Het UWV wijzigde deze beoordeling en achtte eiser per 1 maart 2018 voor 45-55% arbeidsongeschikt, wat leidde tot de beëindiging van de loonaanvullingsuitkering per 1 juni 2022. Eiser was het niet eens met deze wijziging en stelde dat de medische onderbouwing onvoldoende was, met name omdat de verzekeringsarts b&b de eerder aangenomen urenbeperking had laten vervallen zonder overtuigende motivering.
De rechtbank oordeelde dat de medische onderbouwing van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en duidelijkheid. De rechtbank stelde vast dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende had gemotiveerd waarom de urenbeperking was komen te vervallen, terwijl er geen verbetering van de gezondheidstoestand van eiser was vastgesteld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.496,- werden vastgesteld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor het UWV om besluiten goed te onderbouwen, vooral wanneer het gaat om wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid.