ECLI:NL:RBDHA:2021:14091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/09/620134 / JE RK 21-2611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 december 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 15 december 2020 en zou aflopen op 15 december 2021. De vader en moeder van [minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, en het verweerschrift van de moeder, die ook een zelfstandig verzoek heeft ingediend tot vervanging van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders, die elkaar diskwalificeren als opvoeder. [minderjarige] vertoont gedragsproblemen en er zijn zorgen over zijn schoolverzuim. De moeder is wantrouwend tegenover de hulpverlening, wat leidt tot onvoldoende zicht op de thuissituatie en een moeizame samenwerking. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat verlenging noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te kunnen volgen en de benodigde hulpverlening in te zetten.

Wat betreft het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling, oordeelt de kinderrechter dat een wisseling van instelling niet in het belang van [minderjarige] is. Er is inmiddels een vaste jeugdbeschermer betrokken en een wisseling zou leiden tot informatieverlies en een nieuwe jeugdbeschermer. De kinderrechter wijst het verzoek tot vervanging af en verlengt de ondertoezichtstelling tot 15 december 2022, met behoud van de huidige gecertificeerde instelling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/620134 / JE RK 21-2611
Datum uitspraak: 2 december 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstellingAfwijzing verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak naar aanleiding van het op 2 november 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M.H. Devis, te Zoetermeer.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, met bijlagen van de advocaat van de moeder, binnengekomen op 30 november 2021.
Op 2 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] en haar collega als toehoorder namens de gecertifieerde instelling;
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 december 2020 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 15 december 2020 tot 15 december 2021.

Verzoeken en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er zorgen zijn over de thuissituatie van [minderjarige] bij de moeder. De moeder lijkt pedagogisch onmachtig en [minderjarige] lijkt onvoldoende structuur en regels te ontvangen. De afgelopen periode was er sprake van een grote toename in het schoolverzuim van [minderjarige] . Daarnaast laat hij gedragsproblemen zien en heeft zowel op school als aan de vader verteld dat hij door de moeder wordt geslagen. Er heeft een kindgesprek plaatsgevonden op school, maar de moeder heeft hier bezwaar tegen gemaakt. De moeder is wantrouwend richting de instanties waardoor de samenwerking moeizaam verloopt. Hierdoor is er onvoldoende zicht op de thuissituatie en is de opvoedondersteuning niet tot stand gekomen. De gecertificeerde instelling verweert zich tegen het verzoek van de moeder tot vervanging van de gecertificeerde instelling. Er is sprake van een patroon waarbij de moeder wisselt van instantie als haar visie niet wordt gedeeld. Zo heeft [minderjarige] bijvoorbeeld al op meerdere basisscholen gezeten. Het klopt dat er, door zwangerschapsverlof en vertrek van medewerkers, de afgelopen periode verschillende jeugdbeschermers betrokken geweest. Er is weinig hoop dat de opstelling van de moeder zal veranderen als er wordt gewisseld van gecertificeerde instelling. Bovendien zal dit opnieuw voor vertraging zorgen.
Namens en door de moeder is aangevoerd dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is, omdat er het afgelopen jaar niets veranderd is. De moeder wil geen opvoedondersteuning bij haar thuis. Zij heeft al diverse opvoedondersteuners gehad en die bevestigen het beeld van de gecertificeerde instelling niet. Mocht de ondertoezichtstelling wel worden verlengd, dan is door en namens de moeder een zelfstandig verzoek gedaan tot vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat de informatie van de school niet onafhankelijk en betrouwbaar is. De verwijten over het verzuim en dat [minderjarige] geslagen wordt door de moeder zijn niet waar. De moeder wil niet meer dat er kindgesprekken met [minderjarige] worden gevoerd en zeker niet op school, omdat de school niet transparant is deze gesprekken mede daarom niet in het belang van [minderjarige] zijn. De moeder kan [minderjarige] een veilige opvoedomgeving bieden en opvoedondersteuning is bij haar niet nodig. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de moeder de afgelopen periode zes verschillende jeugdbeschermers heeft gehad. Elke jeugdbeschermer heeft zijn eigen kijk en zet alles opnieuw in gang, waardoor er weinig van de grond komt. De strijd tussen de ouders bestaat ook nog steeds. De moeder heeft het gevoel dat ze niet serieus wordt genomen doordat ze kritisch is. Ze krijgt geen antwoord op haar vragen en heeft geen vertrouwen meer in de samenwerking. Door de strijd tussen de moeder en de gecertificeerde instelling wordt er niet meer gekeken naar het belang van [minderjarige] . De moeder verzoekt daarom vervanging van de gecertificeerde instelling.
De vader heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling en verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De vader maakt zich zorgen over het verzuim en de resultaten van [minderjarige] op school, maar ook over de situatie bij de moeder thuis. Hij heeft liever geen nieuwe gecertificeerde instelling nu de samenwerking met de huidige jeugdbeschermer eindelijk op gang is gekomen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. De ouders hebben geen vertrouwen in elkaar en diskwalificeren elkaar als opvoeder. [minderjarige] vertoont toenemende gedragsproblemen wat zich onder andere uit in driftbuien. Daarnaast zijn er zorgen over het schoolverzuim en de opvoedomgeving van [minderjarige] . De moeder is wantrouwend richting de hulpverlening waardoor er onvoldoende zicht is op de thuissituatie en de samenwerking en benodigde hulpverlening onvoldoende van de grond zijn gekomen. Hierdoor zijn de gestelde doelen nog niet behaald. De kinderrechter acht verlenging van de ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van [minderjarige] en de benodigde hulpverlening in te kunnen zetten. De kinderechter zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen zoals verzocht.
Ingevolge artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Hiervoor kan reden zijn gelegen wanneer de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die ondertoezichtstelling uitvoert en de moeder dermate slecht zijn dat het belang van de kinderen vereist dat een andere gecertificeerde instelling met het toezicht wordt belast.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er de afgelopen periode wegens organisatorische redenen binnen de gecertificeerde instelling verschillende jeugdbeschermers betrokken zijn geweest. Inmiddels is er een vaste jeugdbeschermer betrokken bij het gezin. Een wisseling van gecertificeerde instelling zal opnieuw leiden tot een nieuwe jeugdbeschermer en tot informatieverlies. Daarbij komt dat er sprake lijkt te zijn van een patroon bij de moeder waarbij zij van instantie wisselt indien deze haar visie niet volgt. Ook gelet daarop heeft de kinderrechter er weinig vertrouwen in dat een wijziging van de gecertificeerde instelling tot een betere samenwerking zal leiden. Het is van belang dat er goed wordt gekeken naar wat [minderjarige] nodig heeft en dat daarop nu wordt doorgepakt. De kinderrechter acht vervanging van de gecertificeerde instelling gelet op dit alles niet in het belang van [minderjarige] en zal het verzoek daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 15 december 2021 tot 15 december 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.