ECLI:NL:RBDHA:2021:14071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Den Haag, een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Deze aanvraag werd op 27 november 2019 afgewezen, waarna eiseres bezwaar aantekende. Het college verklaarde het bezwaar op 6 januari 2021 ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 22 november 2021 door de rechtbank Den Haag werd behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn echter niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. Eiseres had aangevoerd dat zij en haar gezin psychisch lijden onder de gebreken in hun woning, die zich op de derde verdieping bevindt. Daarnaast had haar zoon astma door schimmel in de woning. De rechtbank oordeelde echter dat het college voldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring. De rechtbank stelde vast dat eiseres haar woonprobleem zelf kan oplossen en dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. De gestelde psychische problemen en de schimmel in de woning waren volgens de rechtbank niet voldoende om tot een ander oordeel te komen.
De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier J.F.A. Bleichrodt.