ECLI:NL:RBDHA:2021:14069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor woning vanwege onvoldoende woonproblemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, een alleenstaande moeder met zes kinderen, had een urgentieverklaring aangevraagd omdat zij in een driekamerappartement woont dat te klein is voor haar gezin en zij kampt met rugklachten die het traplopen bemoeilijken.
Het college heeft de aanvraag op 5 februari 2021 afgewezen, en dit besluit werd op 1 april 2021 in het bestreden besluit gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 november 2021, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig en werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. T.A.G. Juliana. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de woonproblemen van eiseres onvoldoende waren om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. Hoewel eiseres met haar zes kinderen in een klein appartement woont, was dit volgens de rechtbank niet voldoende om de aanvraag te honoreren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres al negen jaar ingeschreven staat voor een andere woning en dat zij haar zoekgebied kan vergroten om sneller een geschikte woning te vinden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de urgentieverklaring in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.