ECLI:NL:RBDHA:2021:14024
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van de verzoeker, [Naam], tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 21 juli 2021, waarin zijn aanvraag tot afgifte van een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, werd afgewezen. Tevens verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Het is van belang te vermelden dat een voorlopige voorziening alleen kan worden verleend als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. In deze zaak had de rechtbank echter al uitspraak gedaan in een ander beroep met zaaknummer NL21.13369, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak en is bekendgemaakt op 20 december 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.