In deze zaak, die op 18 oktober 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een moeder en een vader over de nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. M. Kaouass, vordert dat de vader, bijgestaan door advocaat mr. J. Brouwer, wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking van 14 mei 2019. De vader heeft op zijn beurt een verzoek ingediend tot wijziging van deze zorgregeling, omdat hij van mening is dat de huidige regeling niet meer in het belang van de kinderen is door veranderingen in zijn persoonlijke situatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn geweest en samen de ouders zijn van twee minderjarigen. De zorgregeling houdt in dat de kinderen bij de vader verblijven van vrijdagmiddag tot maandagochtend, maar de vader heeft aangegeven dat hij deze regeling niet kan nakomen vanwege praktische problemen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vader de zorgregeling moet nakomen, tenzij er dringende redenen zijn om dit niet te doen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de redenen van de vader vooral praktisch van aard zijn en dat het in het belang van de kinderen is dat de huidige regeling wordt nageleefd.
De voorzieningenrechter heeft de vader veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 100 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 2.500. De vorderingen van de vader in reconventie zijn afgewezen, en de kosten zijn voor iedere partij zelf. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2021.