ECLI:NL:RBDHA:2021:14006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/617705 / KG ZA 21-858
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming zorgregeling en wijziging daarvan

In deze zaak, die op 18 oktober 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een moeder en een vader over de nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. M. Kaouass, vordert dat de vader, bijgestaan door advocaat mr. J. Brouwer, wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking van 14 mei 2019. De vader heeft op zijn beurt een verzoek ingediend tot wijziging van deze zorgregeling, omdat hij van mening is dat de huidige regeling niet meer in het belang van de kinderen is door veranderingen in zijn persoonlijke situatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn geweest en samen de ouders zijn van twee minderjarigen. De zorgregeling houdt in dat de kinderen bij de vader verblijven van vrijdagmiddag tot maandagochtend, maar de vader heeft aangegeven dat hij deze regeling niet kan nakomen vanwege praktische problemen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vader de zorgregeling moet nakomen, tenzij er dringende redenen zijn om dit niet te doen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de redenen van de vader vooral praktisch van aard zijn en dat het in het belang van de kinderen is dat de huidige regeling wordt nageleefd.

De voorzieningenrechter heeft de vader veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 100 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 2.500. De vorderingen van de vader in reconventie zijn afgewezen, en de kosten zijn voor iedere partij zelf. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2021.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/617705 / KG ZA 21-858
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres]te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Kaouass te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde]te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. Brouwer te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie, met producties;
- de op 4 oktober 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
  • de moeder in persoon, bijgestaan door mr. Kaouass voornoemd;
  • de vader in persoon, bijgestaan door mr. Brouwer voornoemd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Zij zijn samen de ouders van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [plaats], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 te [plaats] (hierna: de kinderen). Partijen oefenen samen het gezag over de kinderen uit. In de echtscheidingsbeschikking van 14 mei 2019 is wat betreft de zorgregeling bepaald dat de kinderen bij de vader zullen verblijven:
  • elke week van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school;
  • gedurende een aaneengesloten periode van drie weken tijdens de zomervakantie;
  • de helft van de overige vakanties en feestdagen in overleg.
2.2.
De vader heeft op 14 september 2021 een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank tot wijziging van de zorgregeling.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie
3.1.
De moeder vordert in conventie, zakelijk weergegeven, de vader te veroordelen tot nakoming van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de vader daaraan niet voldoet, met veroordeling van de vader in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De vader voert verweer en vordert in reconventie, zakelijk weergegeven, de moeder te veroordelen haar medewerking te verlenen aan een voorlopige regeling inhoudende dat:
  • primair: de kinderen voorlopig hun hoofdverblijf zullen houden bij de moeder en dat zij iedere week op zaterdag van 12:00 uur tot zondag tot en met 18:00 uur bij de vader zullen verblijven;
  • subsidiair: de kinderen voorlopig hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vader, waarbij de kinderen ook naar een andere school zullen gaan en waarbij de kinderen iedere week op zaterdag van 12:00 uur tot zondag tot en met 18:00 uur bij de moeder zullen verblijven.
3.3.
De moeder voert verweer.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
De moeder stelt dat de vader moet worden veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling omdat hij thans weigert deze regeling volledig na te komen. Volgens de zorgregeling zijn de kinderen van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader. De moeder is van mening dat de vader niet zomaar wijziging kan aanbrengen in de door de rechtbank vastgestelde regeling, te meer omdat zij de kinderen ook niet kan opvangen op vrijdag en maandag. De werktijden van de moeder zijn juist afgestemd op de huidige zorgregeling en zij moet werken op vrijdag, zaterdag, zondag en maandag.
4.2.
Volgens de vader hebben zich sinds de echtscheidingsbeschikking diverse wijzigingen voorgedaan waardoor de bestaande zorgregeling niet meer in overeenstemming is met de belangen van de kinderen. In januari 2021 is hij opnieuw vader geworden van een zoontje, [minderjarige 3], en sinds september 2021 gaat [minderjarige 1] naar de middelbare school aan de [straatnaam] in Den Haag (Loosduinen). Omdat zijn partner op maandagochtend om 8:00 uur in Amsterdam moet zijn voor haar werk, moet de vader op maandagochtend vanuit zijn woning in [plaats] eerst [minderjarige 3] naar de opvang in Nootdorp brengen en vervolgens [minderjarige 2] naar de basisschool in Moerwijk en [minderjarige 1] naar middelbare school in Loosduinen. Dit is praktisch voor hem niet haalbaar en ook niet wenselijk voor de kinderen omdat ze dan heel vroeg moeten opstaan. Omdat de vader bovendien op vrijdagmiddag werkt kan hij [minderjarige 1] ook niet ophalen van de middelbare school. De afstand tussen zijn woning en de middelbare school is te ver om fietsend te overbruggen terwijl de verbinding met het openbaar vervoer ook niet heel prettig is voor een jong meisje met een zware tas.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat uitgangspunt is dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling moet worden nagekomen. Indien een van partijen wijziging in de zorgregeling wil, moet dat in beginsel in een bodemprocedure aan de orde gesteld worden.
De vader heeft pas nadat de moeder deze kort gedingprocedure is gestart bij deze rechtbank een verzoekschrift tot wijziging van de zorgregeling ingediend. De vraag die in kort geding voorligt is of er sprake is van omstandigheden die op dit moment aan onverkorte nakoming van de zorgregeling in de weg staan.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat ter zitting is gebleken dat de kinderen erg gehecht zijn aan de vader en dat zij het fijn vinden om bij hem te zijn. In zoverre staat het belang van de kinderen niet in de weg aan onverkorte nakoming van de zorgregeling. De redenen die de vader aanvoert om de zorgregeling te wijzigen zijn vooral van praktische aard. Daar staan praktische argumenten van de moeder tegenover. Het verdient de voorkeur dat partijen deze praktische punten in onderling overleg oplossen. Om dit te faciliteren heeft de voorzieningenrechter partijen – ook met het oog op de bodemprocedure – met hun instemming verwezen naar mediation.
4.5.
Zo lang partijen geen overeenstemming bereiken over een gewijzigde zorgregeling en de rechtbank in de bodemprocedure geen andere zorgregeling vaststelt, moet de huidige zorgregeling worden nagekomen. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat het op de weg van de vader had gelegen om eerder een bodemprocedure in te stellen. Dit geldt te meer nu de gestelde wijzigingen (de geboorte van zijn zoon [minderjarige 3] en de wijziging van de school van [minderjarige 1]) en de problemen die dit volgens de vader voor hem met zich brengt, al geruime tijd bekend moeten zijn bij de vader. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de vader veroordelen tot nakoming van de huidige zorgregeling. Het is daarmee aan de vader om ervoor te zorgen dat hij de kinderen op de vrijdagmiddagen en op de maandagochtenden kan opvangen. Het is uiteraard ook aan hem om te bepalen of hij een deel van de zorg in zijn omgangsweekend (met name op de momenten waarop hij moet werken) aan derden wil uitbesteden of dat hij derden wil inschakelen om de kinderen van en naar school te halen en te brengen.
4.6.
Nu de vader [minderjarige 1] op dit moment iedere week op zondagavond zonder overleg met de moeder bij oma moederszijde afzet, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van € 100,-- per dag dat de vader de zorgregeling niet nakomt en deze zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 2.500,--.
4.7.
In de omstandigheid dat partijen samen de ouders zijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt de vader om de zorgregeling zoals neergelegd in de echtscheidingsbeschikking van 14 mei 2019 na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag dat hij deze regeling niet nakomt, met een maximum van € 2.500,--;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.G. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021.
aws