ECLI:NL:RBDHA:2021:14000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/617938 / KG ZA 21-880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en ouderschapsbemiddeling in kort geding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter mr. J. Brandt op 15 oktober 2021, is een kort geding aanhangig gemaakt door de vader van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Hassan, vordert onder andere een voorlopige zorgregeling en vervangende toestemming voor een vakantie naar Turkije met de minderjarige. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Salouli, heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn en samen het gezag over de minderjarige uitoefenen. Eerder is bij beschikking van 2 juli 2021 bepaald dat de minderjarige voorlopig aan de moeder is toevertrouwd, met een regeling voor omgang met de vader in de echtelijke woning.

Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling, waarbij de minderjarige voorlopig bij de vader zal verblijven. De voorzieningenrechter heeft de ouders ook verwezen naar ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding, om de communicatie en verstandhouding tussen hen te verbeteren. De voorzieningenrechter heeft echter geen vervangende toestemming verleend voor de door de vader gewenste vakantie naar Turkije, gezien de jonge leeftijd van de minderjarige en de spanningen tussen de ouders. De rechtbank heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is dat de ouders werken aan hun onderlinge communicatie en dat er professionele begeleiding wordt ingeschakeld. De ouders zijn bereid om deel te nemen aan de voorgestelde trajecten, en de rechtbank heeft de uitvoerende instantie verzocht om rapportage over het verloop van deze trajecten in de bodemprocedure.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/617938 / KG ZA 21-880
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 15 oktober 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. H. Hassan te Almere,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. F. Salouli te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.
Aanwezig is mr. J. Brandt, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee, griffier.
Verschenen zijn:
- de vader in persoon, bijgestaan door mr. Hassan voornoemd;
- de moeder in persoon, bijgestaan door mr. Salouli voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat partijen gehuwd zijn en dat zij samen de ouders zijn van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 te [plaats 2] (hierna: [minderjarige]). Partijen oefenen samen het gezag over [minderjarige] uit.
1.2.
Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Bij beschikking van 2 juli 2021 heeft deze rechtbank [minderjarige] voorlopig toevertrouwd aan de moeder en is bepaald dat de vader en [minderjarige] elkaar voorlopig ieder weekend zullen zien in de echtelijke woning, waarbij de moeder [minderjarige] op zaterdag en zondag om 10:00 uur naar de buren brengt, waar de vader [minderjarige] dan op beide dagen ophaalt en hem daar om 18:00 uur weer terugbrengt, waar de moeder [minderjarige] dan weer ophaalt.
1.3.
De vader vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven:
I. de moeder te bevelen tot medewerking aan de voorlopige zorgregeling neergelegd in de beschikking van 2 juli 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom van iedere keer dat de moeder daaraan niet meewerkt;
II. vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie van de vader met [minderjarige] naar Turkije in oktober 2021 voor een periode van maximaal 20 dagen;
III. de moeder te veroordelen in de proceskosten.
1.4.
De moeder heeft verweer gevoerd.
1.5.
De voorzieningenrechter zal een voorlopige zorgregeling vaststellen en de ouders verwijzen naar ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding. Er zal geen vervangende toestemming worden verleend voor een vakantie van de vader en [minderjarige] naar Turkije. Daartoe is het volgende redengevend.
Voorlopige zorgregeling
1.6.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling. Zij zijn overeengekomen dat [minderjarige] voorlopig bij de vader zal zijn:
- wekelijks vanaf donderdagmiddag, waarbij de vader [minderjarige] om 12:00 uur ophaalt uit de voorschool, tot vrijdagochtend (inclusief overnachting), waarbij de vader [minderjarige] om 8:15 uur naar de voorschool brengt.
1.7.
De voorzieningenrechter zal deze voorlopige zorgregeling op verzoek van partijen vastleggen in deze mondelinge uitspraak.
Ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding
1.8.
De voorzieningenrechter oordeelt het in het belang van [minderjarige] dat de ouders werken aan hun onderlinge communicatie, verstandhouding en het vertrouwen in elkaar als ouders. Ook is het – gezien de zorgen die ouders over en weer hebben – in het belang van [minderjarige] dat een professional meekijkt naar de wijze waarop de ouders het contact met [minderjarige] vormgeven. In dat kader is ter zitting met de ouders gesproken over een verwijzing naar een traject ouderschapsbemiddeling en een traject omgangsbegeleiding. Deze trajecten bieden de ouders de mogelijkheid om onder begeleiding van een professionele hulpverlener gesprekken met elkaar te voeren en in het belang [minderjarige] te werken aan het herstel van genoemde punten en aan het verdere herstel van het contact tussen de vader en [minderjarige]. Daarbij kunnen de ouders hun wensen en zorgen voor wat betreft de kinderen over en weer bespreken en de huidige zorgregeling evalueren. De ouders kunnen zo bezien of zij in onderling overleg en onder begeleiding verdere afspraken kunnen maken over de wijze waarop de zorgregeling kan worden voortgezet en welke hulpverlening daar bij nodig zou kunnen zijn. Ook kunnen de ouders bezien of zij een ouderschapsplan kunnen maken, ook met het oog op de bodemprocedure.
1.9.
Nu beide partijen ter zitting de bereidheid hebben uitgesproken om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding, zal de voorzieningenrechter hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan deze trajecten, zoals blijkt uit het aan dit vonnis gehechte proces-verbaal van doorverwijzing. Dit proces-verbaal zal per e-mailbericht worden doorgezonden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding bij de stichting Jeugdformaat en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De voorzieningenrechter zal ook dit proces-verbaal per post zenden aan dit aanmeldpunt.
1.10.
De voorzieningenrechter verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals ter zitting voorafgaand aan de instemming van de ouders om aan de trajecten deel te nemen met hen is besproken, de eindrapportage over het verloop van de ouderschapsbemiddeling en de omgangsbegeleiding in te dienen op de hierna vermelde wijze in de echtscheidingsprocedure. Indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage tegelijkertijd ook te zenden aan de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de bodemrechter hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan een rapport in te dienen in de bodemprocedure. Dit proces-verbaal geldt ook als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten indien het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht. Daarbij dient de Raad dan in ieder geval de vraag te beantwoorden welke concrete zorgregeling het meest in het belang is van [minderjarige].
Toestemming voor vakantie
1.11.
De voorzieningenrechter zal geen vervangende toestemming verlenen voor de door de vader gewenste vakantie met [minderjarige] in oktober naar Turkije. Gezien de jonge leeftijd van [minderjarige] en de spanningen tussen partijen, acht de voorzieningenrechter het op dit moment te vroeg om [minderjarige] voor een langere aaneengesloten periode met de vader naar het buitenland te laten gaan. Partijen kunnen in het traject ouderschapsbemiddeling onderzoeken of zij hierover samen afspraken kunnen maken.
Proceskosten
1.12.
In de omstandigheid dat partijen samen de ouders zijn van [minderjarige], wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
bepaalt dat [minderjarige] voorlopig bij de vader zal zijn:
- wekelijks vanaf donderdagmiddag, waarbij de vader [minderjarige] om 12:00 uur ophaalt uit de voorschool, tot vrijdagochtend (inclusief overnachting), waarbij de vader [minderjarige] om 8:15 uur naar de voorschool brengt;
2.2.
stelt vast dat partijen bij aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan de hulpverleningstrajecten ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
2.3.
beveelt de griffier zodra mogelijk ook een afschrift van dit vonnis met aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing te zenden naar:
- het Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1 te 2273 CW Voorburg, en - de Raad voor de Kinderbescherming, Postbus 4113 te 5604 EZ Eindhoven;
2.4.
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank in de bodemprocedure moet rapporteren over het verloop en het resultaat van het traject ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding, met kopie aan beide ouders en hun advocaten en, indien de trajecten niet positief zijn verlopen, ook aan de Raad voor de Kinderbescherming, en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming in dat geval te beoordelen of een raadsonderzoek noodzakelijk is, de rechtbank daarover in de bodemprocedure binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank in de bodemprocedure te rapporteren en advies uit te brengen;
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
…………………………………. …………………………………
mr. A.W. Spee mr. J. Brandt