In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021, is een kort geding aanhangig gemaakt door de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema, vordert een voorlopige zorgregeling voor de minderjarige, waarbij de vader, bijgestaan door mr. B. Wernik, verweer voert. De partijen zijn het in grote lijnen eens over de zorgregeling, maar er is onenigheid over de verdeling van de zorg op donderdagen en vrijdagen. De voorzieningenrechter heeft, met inachtneming van het belang van de minderjarige, een voorlopige zorgregeling vastgesteld die een evenwichtige verdeling van de zorg tussen beide ouders beoogt. De regeling houdt in dat de minderjarige op bepaalde dagen bij de moeder en op andere dagen bij de vader verblijft, met specifieke afspraken voor de weekenden. De voorzieningenrechter heeft geen dwangsom verbonden aan de regeling, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de ouders deze niet zullen nakomen. Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat er op dit moment geen beslissing nodig is over de spaarrekening van de minderjarige, waardoor deze vordering als ingetrokken wordt beschouwd. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.