ECLI:NL:RBDHA:2021:13999

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/618202 / KG ZA 21-900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling in kort geding tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021, is een kort geding aanhangig gemaakt door de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema, vordert een voorlopige zorgregeling voor de minderjarige, waarbij de vader, bijgestaan door mr. B. Wernik, verweer voert. De partijen zijn het in grote lijnen eens over de zorgregeling, maar er is onenigheid over de verdeling van de zorg op donderdagen en vrijdagen. De voorzieningenrechter heeft, met inachtneming van het belang van de minderjarige, een voorlopige zorgregeling vastgesteld die een evenwichtige verdeling van de zorg tussen beide ouders beoogt. De regeling houdt in dat de minderjarige op bepaalde dagen bij de moeder en op andere dagen bij de vader verblijft, met specifieke afspraken voor de weekenden. De voorzieningenrechter heeft geen dwangsom verbonden aan de regeling, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de ouders deze niet zullen nakomen. Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat er op dit moment geen beslissing nodig is over de spaarrekening van de minderjarige, waardoor deze vordering als ingetrokken wordt beschouwd. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/618202 / KG ZA 21-900
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 15 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1],
eiseres,
advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. B. Wernik te Haarlem.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.
Aanwezig is mr. J. Brandt, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee, griffier.
Verschenen zijn:
- de moeder in persoon, bijgestaan door mr. Koorn voornoemd;
- de vader in persoon, bijgestaan door mr. Wernik voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en dat zij samen de ouders zijn van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 te [plaats 2]. Partijen oefenen samen het gezag over [minderjarige] uit.
1.2.
Tussen partijen is de verdeling van de zorg over [minderjarige] in geschil.
1.3.
De moeder vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven:
  • primair: een ordemaatregel te nemen waarbij de vader [minderjarige] voorlopig bij zich mag hebben een weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot maandagmorgen, subsidiair een andere voorlopige zorgregeling te bepalen;
  • te bepalen dat de vader een dwangsom van € 250,-- verschuldigd is per dag dat hij deze regeling niet (volledig) nakomt;
  • te bepalen dat de vader de moeder dient te machtigen voor de nieuwe spaarrekening ten behoeve van [minderjarige];
  • de vader te veroordelen in de proceskosten.
1.4.
De vader voert verweer.
Voorlopige zorgregeling
1.5.
Partijen zijn het in grote lijnen eens over de zorgregeling, maar zij verschillen van mening over de verdeling van de zorg op de donderdagen (na de opvang) en de vrijdagen. Uitgaande van een zo gelijk mogelijke verdeling van de zorg, waarover partijen het ook altijd eens zijn geweest, zal de voorzieningenrechter in het belang van [minderjarige] de volgende voorlopige zorgregeling vaststellen, waarbij de voorzieningenrechter er reeds op heeft “voorgesorteerd” dat [minderjarige] in februari 2022 naar school zal gaan:
Week 1
overdag
avond/nacht
Maandag
Op school / bij opa en oma
Bij moeder
Dinsdag
Op school / bij moeder
Bij vader
Woensdag
Op school / bij vader
Bij vader
Donderdag
Op school / bij de opvang
Bij moeder
Vrijdag
Op school / bij moeder
Bij moeder
Zaterdag
Bij moeder
Bij moeder
Zondag
Bij moeder
Bij moeder
Week 2
overdag
avond/nacht
Maandag
Op school / bij opa en oma
Bij moeder
Dinsdag
Op school / bij moeder
Bij vader
Woensdag
Op school / bij vader
Bij vader
Donderdag
Op school / bij de opvang
Bij moeder
Vrijdag
Op school / bij moeder tot 15.00 uur
Bij vader
Zaterdag
Bij vader
Bij vader
Zondag
Bij vader
Bij vader
Ingevolge deze regeling overnacht [minderjarige] bij beide ouders even vaak en is ook de zorg overdag evenwichtig verdeeld. Zolang [minderjarige] nog niet naar school gaat, is zij op vrijdag bij de moeder. In de week waarin zij het weekend bij de vader is, gaat [minderjarige] om 15.00 uur naar de vader. Zodra [minderjarige] naar school gaat, haalt de ouder bij wie [minderjarige] het weekend doorbrengt, [minderjarige] op vrijdag op uit school.
1.6.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze voorlopige zorgregeling een dwangsom te verbinden nu niet is gebleken dat de ouders deze regeling niet zullen nakomen.
Spaarrekening
1.7.
De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven dat thans geen beslissing van de voorzieningenrechter nodig is over de spaarrekening van [minderjarige]. De voorzieningenrechter beschouwt deze vordering daarmee als ingetrokken.
De proceskosten
1.8.
Omdat partijen samen de ouders zijn van [minderjarige], zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
stelt een voorlopige zorgregeling vast waarbij de zorg over [minderjarige] wordt verdeeld overeenkomstig het in 1.5. opgenomen schema;
2.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
…………………………………. …………………………………
Mr. A.W. Spee mr. J. Brandt