ECLI:NL:RBDHA:2021:13998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/618806 / KG ZA 21-936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en ouderschapsbemiddeling in kort geding tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld op 15 oktober 2021, hebben de ouders van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een kort geding aangespannen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.E. de Jong, vorderde de afgifte van de kinderen aan haar, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. E. Deliran, in reconventie vroeg om een voorlopige zorgregeling. De voorzieningenrechter, J. Brandt, heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat er behoefte is aan een duidelijke zorgregeling. Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders bereid zijn om samen te werken aan een ouderschapsplan en dat zij een voorlopige zorgregeling hebben afgesproken. De kinderen zullen voorlopig bij de vader verblijven, met specifieke afspraken over contactmomenten en zorgverdeling. Tevens is er een verwijzing naar ouderschapsbemiddeling om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de ouders de eigen proceskosten dragen en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. De zaak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van hun kinderen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/618806 / KG ZA 21-936
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 15 oktober 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1],
eiseres,
advocaat mr. L.E. de Jong te Zoeterwoude,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. E. Deliran te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.
Aanwezig is J. Brandt, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee, griffier.
Verschenen zijn:
- de moeder in persoon, bijgestaan door mr. de Jong voornoemd;
- de vader in persoon, bijgestaan door mr. Deliran voornoemd;
- mevrouw [x] namens de Raad voor de kinderbescherming.
Van de zijde van de vader is een nadere productie (een brief van het Crisis Interventie Team) en van de zijde van de moeder is een pleitnota met nadere producties in het geding gebracht.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing in conventie en in reconventie

1.1.
Vaststaat dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en dat zij samen de ouders zijn van de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 te [plaats 2] (hierna: [minderjarige 1]), en [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [plaats 3] (hierna: [minderjarige 2]). Partijen oefenen samen het gezag over de kinderen uit. De kinderen staan ingeschreven bij de moeder en er was aanvankelijk geregeld contact tussen de kinderen en de vader.
1.2.
Omdat de moeder graag structurele afspraken in een ouderschapsplan wenst vast te leggen is zij bij deze rechtbank een bodemprocedure gestart (zaaknummer C/09/616586). De vader heeft verweer gevoerd en heeft zelfstandige verzoeken gedaan.
1.3.
Nadat de kinderen op 30 september 2021 bij de vader verbleven vanwege zijn verjaardag, heeft de moeder de kinderen niet meer mee naar huis gekregen.
1.4.
Nadien hebben beide ouders deelgenomen aan een gesprek bij het Crisis Interventie Team. Afgesproken is dat er dagelijks contact moet zijn tussen de moeder en de kinderen via Facetime.
1.5.
Sinds 11 oktober 2021 verblijft [minderjarige 2] weer bij de moeder. [minderjarige 1] verblijft nog steeds bij de vader.
1.6.
De moeder vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven:
  • afgifte van de kinderen aan de moeder, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat de vader hieraan niet voldoet;
  • de vader te veroordelen in de proceskosten.
1.7.
De vader voert verweer. Tevens vordert hij in reconventie, zakelijk weergegeven, te bepalen dat de kinderen hun voorlopige verblijfplaats bij de vader hebben, dit vonnis ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang, en een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen een weekend per twee weken en in de andere week woensdag na school tot 19:00 uur bij de moeder verblijven.
1.8.
De voorzieningenrechter zal een voorlopige zorgregeling vaststellen en de ouders verwijzen naar een traject ouderschapsbemiddeling. Daartoe is het volgende redengevend.
Voorlopige zorgregeling
1.9.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling. Zij zijn overeengekomen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig bij de vader zullen zijn:
  • een weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de vader ervoor zorgt draagt dat [minderjarige 1] op vrijdagavond naar schaken gaat en de kinderen op zondagmorgen naar zwemles gaan;
  • wekelijks van maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school.
1.10.
De voorzieningenrechter zal deze voorlopige zorgregeling op verzoek van partijen vastleggen in deze mondelinge uitspraak.
1.11.
Voor de aankomende herfstvakantie geldt dat beide kinderen het weekend van 15 oktober 2021 bij de moeder zullen zijn (de moeder zal [minderjarige 1] hiertoe nadat zij [minderjarige 2] van school heeft opgehaald, ophalen bij de vader) waarna de kinderen op maandagochtend naar de vader zullen worden gebracht. Partijen spreken samen af hoe laat de kinderen op woensdag weer bij de moeder zullen worden gebracht in verband met de geplande dansmiddag voor [minderjarige 2]. Op vrijdagmiddag zullen de kinderen dan weer om 15.00 uur naar de vader worden gebracht.
1.12.
Partijen hebben verder afgesproken dat de kinderen in de periode dat zij bij de ene ouder verblijven mogen Facetimen met de andere ouder. Partijen spreken samen af wat een geschikt moment is om te Facetimen en laten de kinderen alleen wanneer zij Facetimen met de andere ouder. Tot slot hebben partijen afspraken gemaakt over de bedtijden van de kinderen. Zij hebben afgesproken dat de kinderen doordeweeks tussen 19:30 en 20:00 uur naar bed gaan en in het weekend een half uur later. Deze afspraken lenen zich niet voor opname in het dictum van deze uitspraak, maar de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat beide ouders zich in het belang van de kinderen aan deze afspraken zullen houden.
Ouderschapsbemiddeling
1.13.
De voorzieningenrechter oordeelt het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de ouders werken aan hun onderlinge communicatie, verstandhouding en het vertrouwen in elkaar als ouders. In dat kader is ter zitting met de ouders gesproken over een verwijzing naar een traject ouderschapsbemiddeling. Dit traject biedt de ouders de mogelijkheid om onder begeleiding van een professionele hulpverlener gesprekken met elkaar te voeren en in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te werken aan het herstel van genoemde punten. Daarbij kunnen de ouders hun wensen en zorgen voor wat betreft de kinderen over en weer bespreken en de huidige zorgregeling evalueren. De ouders kunnen zo bezien of zij in onderling overleg en onder begeleiding verdere afspraken kunnen maken over de wijze waarop de zorgregeling kan worden voortgezet en welke hulpverlening daar bij nodig zou kunnen zijn. Ook kunnen de ouders bezien of zij een ouderschapsplan kunnen maken, ook met het oog op de al lopende bodemprocedure met zaaknummer C/09/616586.
1.14.
Nu beide partijen ter zitting de bereidheid hebben uitgesproken om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling, zal de voorzieningenrechter hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het aan dit vonnis gehechte proces-verbaal van doorverwijzing. Dit proces-verbaal zal per e-mailbericht worden doorgezonden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan ouderschapsbemiddeling bij de stichting Jeugdformaat en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De voorzieningenrechter zal ook dit proces-verbaal per post zenden aan dit aanmeldpunt.
1.15.
De voorzieningenrechter verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals ter zitting voorafgaand aan de instemming van de ouders om aan het traject deel te nemen met hen is besproken, de eindrapportage over het verloop van de ouderschapsbemiddeling in te dienen op de hierna vermelde wijze in de bodemprocedure met zaaknummer C/09/616586. Indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage tegelijkertijd ook te zenden aan de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de bodemrechter hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan een rapport in te dienen in de bodemprocedure. Dit proces-verbaal geldt ook als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten indien het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht. Daarbij dient de Raad dan in ieder geval de vraag te beantwoorden welke concrete zorgregeling het meest in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
Proceskosten
1.16.
In de omstandigheid dat partijen samen de ouders zijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij in conventie en in reconventie de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
2.1.
bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig bij de vader zullen zijn :
  • een weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de vader ervoor zorgt draagt dat [minderjarige 1] op vrijdagavond naar schaken gaat en de kinderen op zondagmorgen naar zwemles gaan;
  • wekelijks van maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school;
2.2.
bepaalt dat de zorgverdeling in de herfstvakantie zal verlopen zoals omschreven in 1.11 van deze mondelinge uitspraak;
2.3.
stelt vast dat partijen bij aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
2.4.
beveelt de griffier zodra mogelijk ook een afschrift van dit vonnis met aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing te zenden naar:
- het Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1 te 2273 CW Voorburg, en - de Raad voor de Kinderbescherming, Postbus 4113 te 5604 EZ Eindhoven;
2.5.
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank in de bodemprocedure met zaaknummer C/09/616586 moet rapporteren over het verloop en het resultaat van het traject ouderschapsbemiddeling, met kopie aan beide ouders en hun advocaten en, indien het traject niet positief is verlopen, ook aan de Raad voor de Kinderbescherming, en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming in dat geval te beoordelen of een raadsonderzoek noodzakelijk is, de rechtbank daarover in de bodemprocedure binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank in de bodemprocedure te rapporteren en advies uit te brengen;
2.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
2.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
…………………………………. …………………………………
mr. A.W. Spee mr. J. Brandt