ECLI:NL:RBDHA:2021:13995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/619849 / KG ZA 21-1028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met minderjarige kinderen zonder toestemming van de vader en de gevolgen voor de omgangsregeling

In deze zaak, die op 29 november 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over de verhuizing van de moeder met hun minderjarige kinderen. De vader vordert dat de moeder niet zonder zijn toestemming met de kinderen verhuist naar [plaats 2]. De moeder heeft in de herfstvakantie met de kinderen verhuisd, ondanks een eerdere beschikking van de rechtbank die haar vervangende toestemming voor deze verhuizing had geweigerd. De vader vordert terugverhuizing van de kinderen en stelt dat de moeder in strijd met het gezagsrecht heeft gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel de moeder in strijd met de wet heeft gehandeld, het in het belang van de kinderen is om niet halsoverkop terug te verhuizen naar de oude woonomgeving. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vader tot terugverhuizing af, maar bevestigt dat de toestand die de moeder heeft gecreëerd in strijd is met het gezagsrecht van de vader. De moeder wordt wel veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan een voorlopige zorgregeling, waarbij de kinderen om de twee weken een weekend bij de vader verblijven. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de moeder deze regeling niet naleeft. De proceskosten worden aan de moeder opgelegd, omdat de vader deze procedure niet had hoeven starten als de moeder zich aan de afspraken had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/619849 / KG ZA 21-1028
Vonnis in kort geding van 29 november 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M.H.O. de Haas te Bergambacht,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J. Scholtens te Stadskanaal.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1-12 en nagekomen producties 13-19;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1-7 en nagekomen producties 8 -10;
  • de op 15 november 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
 de vader in persoon, bijgestaan door mr. de Haas voornoemd;
 de moeder in persoon, bijgestaan door mr. Scholtens voornoemd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest en zij zijn samen de ouders van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [plaats 3] (hierna: [minderjarige 1]) en [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 te [plaats 4] (hierna: [minderjarige 2]). De ouders oefenen samen het gezag over de kinderen uit.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 oktober 2018 is – voor zover hier van belang – :
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • bepaald dat de kinderen bij de vader zullen zijn:
 één weekend in de veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 16:00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
 één doordeweekse dag in onderling overleg te bepalen;
 gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen.
2.3.
Tevens zijn partijen in een ouderschapsplan het volgende overeengekomen:
3.3
Omgangsregeling
 De ouders kiezen voor een omgangsregeling.
Daarbij zullen de ouders de eventuele ongunstige gevolgen van de scheiding voor de kinderen zo veel mogelijk beperken en er voor zorgen dat de kinderen onderling en met beide ouders goed contact kunnen hebben
Omgangsregeling:
  • Beide kinderen zijn een weekend in de veertien dagen bij de vader van vrijdag +/- 17:00 uur tot en met zondag +/- 16:00 uur. In overleg met beide ouders kunnen hier andere afspraken in worden gemaakt, ouder willen hier beide voor de kinderen flexibel in zijn.
  • In de weekenden of door de weeks wanneer de kinderen niet bij de vader zijn, kan er in onderling overleg afgesproken worden dat de vader de kinderen door de weeks, zaterdag of zondag kan zien.
  • Doordeweeks kan in overleg afgesproken worden dat de vader de kinderen naar school kan brengen of kan ophalen uit school.
  • In verband met het werk van de vader, die zeer regelmatig maar ook onverwacht, in het weekend moet werken of, ook onverwacht, tot ’s avonds laat en soms ook onverwachts langer moet blijven, is het in het belang van de kinderen wanneer een weekend voor de vader of een dag in weekend vervalt door zijn werkzaamheden er op korte termijn, bij voorkeur in de week daarop volgend, toch een nieuwe afspraak gemaakt wordt.
6.4
Verhuizen van één van de ouders.
  • De ouders spreken af om niet te ver vanaf het huidige adres te gaan wonen totdat het jongste kind 16 jaar is. Het zou fijn zijn wanneer de kinderen tussen beide ouders kunnen reizen.
  • De ouders informeren elkaar tenminste drie maanden van te voren wanneer één van hen gaat verhuizen.
  • Als één van de ouders door een werkgever verplicht wordt om ver weg te gaan wonen, dan spreken de ouders af om er voor te zorgen dat het contact met de kinderen zo goed mogelijk wordt gehandhaafd.
2.4.
De weekendregeling is later aangepast in die zin dat de kinderen op zondag terug worden gebracht bij de moeder om 18:00 uur.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 april 2021 is het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van haar en de kinderen naar [plaats 2] afgewezen. De moeder heeft hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.
2.6.
Vervolgens is de vader een kortgedingsprocedure gestart omdat hij vreesde dat de moeder toch naar [plaats 2] zou verhuizen. Tijdens de zitting op 7 mei 2021 hebben de ouders afspraken gemaakt die zijn neergelegd in een proces-verbaal. Kortgezegd zou de zorgregeling weer worden hervat en zouden partijen een afspraak maken met een professional die een gesprek tussen [minderjarige 1] en de ouders kan begeleiden.
2.7.
De moeder is in de herfstvakantie met de kinderen verhuisd naar [plaats 2].

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vader vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de moeder te verbieden om met de kinderen te verhuizen buiten de gemeente Westland, althans de moeder te gebieden binnen één week na dit vonnis terug te verhuizen naar haar huidige woonadres te [plaats 5] of een ander adres in de gemeente Westland of Pijnacker-Nootdorp of een anders adres in die regio, dan wel de moeder te gebieden de kinderen binnen één week na dit vonnis bij de vader te brengen en hen daar (voorlopig) te laten verblijven;
de moeder te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 350,-- per dag als zij niet aan de veroordeling zoals gevorderd onder a. voldoet;
de moeder te verbieden om de kinderen in te schrijven of ingeschreven te houden op een andere basisschool en/of kinderdagverblijf dan waar zij de laatste periode stonden ingeschreven;
e moeder te bevelen om haar medewerking te verlenen aan de zorgregeling tussen de vader en de kinderen zoals vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking en die nader is uitgewerkt door partijen, waarbij de moeder de kinderen brengt bij de vader een de vader de kinderen terugbrengt bij de moeder en waarbij partijen iedere 28e van de maand de doordeweekse omgangsmomenten voor de volgende maand met elkaar afspreken;
de moeder te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 350,-- per dag dat zij niet aan de veroordeling zoals gevorderd onder c. en d. voldoet;
de moeder te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.3.
De moeder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van de kinderen naar [plaats 2];
II. vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen in de basisregistratie personen van de gemeente [plaats 2];
III. vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op openbare basisschool [naam school] in [plaats 2];
IV. kosten rechtens.
3.4.
De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de over en weer ingestelde vorderingen zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk beoordelen.
Ten aanzien van de relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter
4.2.
De advocaat van de moeder heeft voor alle weren betoogd dat niet de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, maar de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige geschil. De moeder woont immers in [plaats 2]. Op grond van het bepaalde in artikel 99 Rv is de rechter van de woonplaats van de gedaagde als hoofdregel de relatief bevoegde rechter.
4.3.
Ter zitting heeft de moeder echter te kennen gegeven dat zij kan ermee kan instemmen dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag beslist op de vorderingen die voorliggen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter zich relatief bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.
De verhuizing
4.4.
De ouders oefenen samen het gezag over de kinderen uit. Een ouder mag daarom niet zonder toestemming van de andere ouder met de kinderen verhuizen. De vader noch de rechtbank hebben de moeder (vervangende) toestemming gegeven voor een verhuizing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats 2]. Het staat dan ook vast dat de moeder in strijd met de wet en met het gezagsrecht van de vader heeft gehandeld door met de kinderen te vertrekken naar [plaats 2].
4.5.
In beginsel moet de moeder daarom terugverhuizen naar de voormalige woonomgeving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in (de omgeving van) [plaats 5]. Zij heeft immers een situatie gecreëerd die in strijd is met het gezagsrecht van de vader. De voorzieningenrechter acht dit zeer kwalijk.
4.6.
Gezien de jonge leeftijd van de kinderen en de toch al kwetsbare situatie waarin zij zich bevinden, acht de voorzieningenrechter het echter niet in hun belang dat zij halsoverkop moeten terugverhuizen naar de omgeving van [plaats 5]. Mede gelet op het feit dat de weekendregeling thans door de moeder wordt nagekomen waarbij zij ook het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening neemt, bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen acute noodzaak tot het treffen van een ordemaatregel die inhoudt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] binnen één week terugkeren naar (de omgeving van) [plaats 5]. Evenmin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de kinderen voorlopig – tot in hoger beroep zal zijn beslist – bij de vader zullen verblijven. Het voorstel dat de vader in dit verband heeft gedaan is niet voldoende concreet en onvoldoende doordacht, waardoor de voorzieningenrechter het niet in het belang van de kinderen acht om hen op dit moment in deze min of meer onzekere en geheel nieuwe situatie te brengen.
4.7.
Dit alles houdt niet in dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [plaats 2] mogen blijven wonen. In kort geding kan de vordering van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats 2] niet worden toewezen. Dat betekent dat de toestand die de moeder heeft gecreëerd en die in strijd is met het gezagsrecht van de vader, vooralsnog voortduurt. Het gerechtshof zal in de hoger beroepsprocedure die door de moeder aanhangig is gemaakt alle argumenten die partijen over en weer voor en tegen de verhuizing naar [plaats 2] hebben aangevoerd, meewegen.
4.8.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van de vader onder a en b en de vordering van de moeder onder I worden afgewezen. In het verlengde hiervan zal ook de vordering van de moeder onder II worden afgewezen.
De inschrijving op school
4.9.
Ter zitting is gebleken dat de kinderen op dit moment als gast onderwijs krijgen op een basisschool in [plaats 2]. Gelet hierop is er geen spoedeisend belang bij de vordering tot het verlenen van vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op een school in [plaats 2]. De vordering van de moeder onder III zal daarom worden afgewezen.
De zorgregeling
4.10.
Ter zitting is gesproken over de wijze waarop de moeder de nadelige gevolgen van de verhuizing naar [plaats 2] voor de vader voorlopig kan compenseren. Hoewel de vader voorheen mede vanwege zijn werk ook geen vast doordeweeks omgangsmoment met de kinderen had, is het een gemis dat hij door de forse afstand tussen [plaats 1] en [plaats 2] nauwelijks betrokken kan zijn bij de school en de doordeweekse sociale activiteiten van de kinderen. Kort fysiek contact op een normale doordeweekse dag is immers niet te realiseren.
4.11.
Partijen zijn het erover eens dat de kinderen een weekend per twee weken van vrijdag tot zondag naar de vader zullen blijven gaan, zoals dat nu ook al het geval is. De moeder heeft toegezegd om het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening te nemen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de moeder de kinderen rond 17:00 uur bij de vader brengt en hen rond die tijd ook weer ophaalt. Rekening houdend met de door de moeder zelf opgegeven reistijd van tweeënhalf uur, zijn de kinderen dan weer rond bedtijd in [plaats 2].
4.12.
Tevens zijn partijen het erover eens dat de kinderen eenmaal per twee maanden een extra weekend bij de vader zullen zijn. Partijen dienen in onderling overleg te bepalen welk weekend dit zal zijn.
4.13.
Verder hebben partijen afgesproken dat de kinderen de tweede week van de kerstvakantie met de vader zullen doorbrengen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de moeder de kinderen hiertoe op 3 januari 2022 in de ochtend bij de vader in [plaats 1] zal brengen en dat zij hen daar op 9 januari 2022 rond 17:00 uur weer zal ophalen.
4.14.
Partijen hebben eerder een vast wekelijks video-belmoment op woensdag afgesproken. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat het aan de moeder is om goede omstandigheden voor het video-bellen te creëren, zoals een goede verbinding en een rustige ruimte waar beide kinderen de gelegenheid krijgen om in een ontspannen sfeer met de vader te spreken.
4.15.
De vader vordert naast de contacten in de weekenden ook zorgcontacten op doordeweekse dagen. Partijen zouden daarover iedere 28e van de maand moeten overleggen. Deze vordering zal worden afgewezen. Deze zorgcontacten zouden een aanvulling zijn op de door partijen afgesproken regeling in het ouderschapsplan. Deze kort gedingprocedure leent zich daar niet voor. Bovendien ontbreekt een evident spoedeisend belang aan deze vordering.
4.16
De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij kan instemmen met een dwangsom. De voorzieningenrechter zal de moeder daarom veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan de hiervoor weergegeven voorlopige zorgregeling en zij zal hieraan een dwangsom verbinden van € 350,-- per keer dat de moeder deze regeling niet nakomt. De op te leggen dwangsom zal ambtshalve worden gemaximeerd tot een bedrag van € 10.000,--.
Proceskosten
4.17.
.Nu de vader deze procedure niet had hoeven te starten wanneer de moeder niet in strijd met het gezagsrecht van de vader was verhuisd naar [plaats 2], zal de moeder worden veroordeeld in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie. De vader heeft vergoeding van de volledige proceskosten gevorderd, maar die vordering is niet van enige onderbouwing voorzien, zodat daaraan wordt voorbijgegaan. De proceskosten aan de kant van de vader zullen met toepassing van het liquidatietarief worden begroot. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt de moeder tot het verlenen van haar medewerking aan de volgende voorlopige zorgregeling:
  • de kinderen zijn een weekend per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 bij de vader in [plaats 1], waarbij de moeder het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening neemt;
  • de kinderen zijn iedere twee maanden een extra weekend van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader in [plaats 1], waarbij de moeder het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening neemt; de ouders dienen in onderling overleg te bepalen welk weekend dit zal zijn;
  • de kinderen hebben iedere woensdag een video-belmoment met de vader;
  • de kinderen zullen de tweede week van de kerstvakantie met de vader doorbrengen; de moeder zal de kinderen hiertoe op 3 januari 2022 in de ochtend bij de vader in [plaats 1] brengen en zij zal hen daar op 9 januari 2022 rond 17:00 uur weer ophalen;
5.2.
bepaalt dat de moeder een dwangsom van € 350,-- verbeurt voor iedere keer dat zij voormelde voorlopige zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van € 10.000,--;
5.3.
veroordeelt de moeder om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding in conventie en in reconventie aan de vader te betalen, tot dusverre aan de zijde van de vader begroot op € 1.446,39, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 309,-- aan griffierecht, € 121,39 aan dagvaardingskosten inclusief verschotten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. de Wit en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
aws