ECLI:NL:RBDHA:2021:13961
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding over de rechtsgeldigheid van voorlopige hechtenis en de rol van het Openbaar Ministerie
In deze zaak, die op 14 september 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde de eiser, die in voorlopige hechtenis was, vast te stellen dat de titel voor zijn voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer [parketnummer 2] was geëxpireerd. De eiser was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien jaar in een andere strafzaak en had hoger beroep ingesteld. De eiser stelde dat de officier van justitie onterecht het bevel tot gevangenhouding had opgeschort en dat hij niet meer op basis van dat bevel in voorlopige hechtenis mocht worden genomen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat er op dat moment een andere rechtsgang openstond. De voorzieningenrechter benadrukte dat de strafrechter de bevoegdheid heeft om een voorlopige hechtenis-titel op te schorten en dat de eiser via de strafrechter een vergelijkbaar resultaat kan bereiken als in deze kort geding-procedure werd gevraagd. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en de kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.