ECLI:NL:RBDHA:2021:13955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
NL21.13634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Eritrese eiseres op grond van ongeloofwaardige desertie en legale in- en uitreizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had een asielaanvraag ingediend, waarin zij stelde dat zij in militaire dienst was geweest en dat zij als deserteur werd beschouwd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gestelde desertie niet geloofwaardig was. De rechtbank baseerde deze conclusie op de legale in- en uitreizen van de eiseres naar Eritrea in 2015 en 2017, waaruit bleek dat zij geen problemen had ondervonden met de autoriteiten. De rechtbank overwoog dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea nog de dienstplicht moest vervullen.

De rechtbank merkte op dat de eiseres in 2019 een afgeleide verblijfsvergunning asiel had gekregen, die geldig was tot 2024. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de eiseres buiten Eritrea had verbleven, onvoldoende was om aan te nemen dat zij bij terugkeer in Eritrea blootgesteld zou worden aan ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eiseres dat zij in 2015 en 2017 legaal Eritrea had kunnen in- en uitreizen met een werkvisum, omdat de eiseres niet had aangetoond dat zij nog onder de dienstplicht viel.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13634

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

ProcesverloopBij besluit van 10 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohammedali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [Geb. datum] 1971 en heeft de Eritrese nationaliteit. Aan eiseres is ambtshalve een afgeleide verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 18 september 2019 geldig tot 18 september 2024. [1] Op 18 december 2019 heeft eiseres een zelfstandige asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij in militaire dienst is geweest, maar dat zij na de Umra [2] niet tijdig is teruggekeerd naar Eritrea om de dienst te hervatten, waardoor zij als deserteur wordt gezien.
2. De asielaanvraag van eiseres is afgewezen als ongegrond. [3] Verweerder acht zowel de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres als de verklaringen van eiseres dat zij in dienst is geweest geloofwaardig. De desertie van eiseres acht verweerder ongeloofwaardig. Hierover overweegt verweerder dat de gestelde desertie van eiseres niet te rijmen is met haar legale in- en uitreizen in Eritrea in 2015 en in 2017. Bij de legale inreis in 2015 zou er opgemerkt moeten zijn dat eiseres niet tijdig was teruggekeerd naar Eritrea. Het valt voorts niet in te zien dat eiseres in 2015 na een kort verblijf zonder problemen op legale wijze heeft kunnen uitreizen. Voor een legale uitreis uit Eritrea is immers een uitreisvisum vereist, waarvoor men moet kunnen bewijzen dat de dienstplicht is vervuld of dat men hier officieel van is vrijgesteld. In 2017 is eiseres Eritrea nogmaals legaal in- en uitgereisd. Niet is gebleken dat zij tijdens haar bezoek gezocht werd door de autoriteiten in verband met haar gestelde desertie. Niet valt in te zien hoe bemoeienis van de Saoedische werkgever van eiseres de vereisten voor een Eritrees uitreisvisum zou kunnen veranderen. Gelet op de verklaringen van eiseres omtrent haar legale in- en uitreizen wordt aangenomen dat eiseres haar militaire dienstplicht reeds heeft voltooid en is afgezwaaid. Ook gezien de leeftijd van eiseres, zij was 43 jaar oud in 2014, is het aannemelijk dat zij reeds was afgezwaaid. De enkele omstandigheid dat eiseres buiten Eritrea heeft verbleven is onvoldoende aanwijzing dat zij bij terugkeer wordt blootgesteld aan ernstige schade. Er is dan ook geen reden om een schending aan te nemen van artikel 3 van het EVRM. [4] Eiseres hoeft Nederland niet te verlaten, omdat zij in het bezit is van een afgeleide verblijfsvergunning asiel.
3. Eiseres verwijst in beroep allereerst naar wat zij eerder in de procedure heeft aangevoerd. Eiseres merkt op dat in Eritrea ook veel oudere mensen tot wel 70 jaar en ouder verblijven in het leger.
Verder stelt zij dat zij bij haar terugkeer naar Eritrea in 2015 met een werkvisum is ingereisd, omdat zij werkzaam was in Saoedi-Arabië. Door die werkvergunning dachten de autoriteiten dat zij toestemming had. Ook was het maar een kort verblijf. Het uitreisvisum had ze al, dit was al een maand daarvoor aangevraagd. Tijdens haar tweede verblijf in 2017 heeft eiseres wel veel problemen ondervonden. Uiteindelijk heeft zij Eritrea kunnen uitreizen, omdat zij mensen kende die werkzaam waren bij de immigratiedienst op de luchthaven.
Eiseres betwist dat het voor dienstplichtigen onmogelijk is om een uitreisvisum te verkrijgen. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het algemeen ambtsbericht Eritrea van februari 2017 waaruit volgt dat de voorwaarden voor het verkrijgen van een uitreisvisum inconsistent en ondoorzichtig zijn en uit het rapport van US Department of State blijkt dat er corruptie is bij de afgifte van onder meer uitreisvisa. [5] Tevens verwijst eiseres naar noot 248 van het algemeen ambtsbericht Eritrea van juni 2018 waarin de mogelijkheid om als dienstplichtige een uitreisvisum te verkrijgen wordt beschreven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit het landgebonden beleid Eritrea, dat is opgenomen in paragraaf C7/11 van de Vc, [6] volgt dat de IND een verblijfsvergunning verleend voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, aan vreemdelingen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij zijn gedeserteerd of vanwege hun dienstweigering of dienstplichtontduiking in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan. [7] Uit dit beleid volgt ook dat de IND deze verblijfsvergunning verleent aan de Eritrese vreemdeling die Eritrea op legale wijze heeft verlaten en individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht die aannemelijk maken dat hij bij terugkeer wordt blootgesteld aan ernstige schade. [8] De enkele omstandigheid dat een legaal uitgereisde vreemdeling buiten Eritrea heeft verbleven is onvoldoende aanwijzing dat hij bij terugkeer wordt blootgesteld aan ernstige schade.
5. Aangenomen wordt dat eiseres in 2015 en 2017 op legale wijze Eritrea is in- en uitgereisd. Uit de in de voorbije jaren verschenen algemeen ambtsberichten over Eritrea volgt dat Eritreeërs, naast een paspoort, een uitreisvisum nodig hebben om hun land op legale wijze te verlaten. [9] Uit het algemeen ambtsbericht Eritrea van 2015 volgt dat een uitreisvisum alleen na het vervullen van de dienstplicht te verkrijgen is [10] en uit het algemeen ambtsbericht Eritrea van 2017 volgt dat men voor het verkrijgen van een uitreisvisum moet kunnen bewijzen dat men de dienstplicht heeft vervuld of hiervan officieel is vrijgesteld. [11] Gelet op de legale in- en uitreizen van eiseres heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat de gestelde desertie niet geloofwaardig is en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer nog de dienstplicht dient te vervullen.
6. De stelling van eiseres dat zij Eritrea legaal kon inreizen in 2015 met een werkvisum omdat zij werkzaam was in Saoedi-Arabië en zij haar uitreisvisum al eerder had ontvangen, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in dit verband niet ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is geworden hoe de Saoedische werkgever van eiseres zou hebben kunnen bewerkstelligen dat aan haar een uitreisvisum is verstrekt als zij haar militaire dienstplicht nog diende af te ronden, zoals zij stelt. Verweerder heeft het in dit verband ook opmerkelijk kunnen achten dat eiseres dan tijdens haar verblijf geen problemen heeft ondervonden met de Eritrese autoriteiten. De enkele algemene stelling dat in Eritrea omkoping voorkomt is onvoldoende om het relaas van eiseres aannemelijk te achten. Voor zover eiseres heeft gewezen op het algemeen ambtsbericht Eritrea uit juni 2018, waarin in noot 248 is vermeld dat dienstplichtigen in bepaalde gevallen een uitreisvisum kunnen krijgen door het storten van een borgsom, overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is dat deze regeling ook wordt toegepast op deserteurs, zoals eiseres stelt te zijn. Verder is de verklaring van eiseres dat zij Eritrea in 2017 legaal heeft kunnen verlaten doordat zij via haar werkgever een uitreisvisum had verkregen na het betalen van twee procent belasting, [12] niet in overeenstemming met het gestelde in de gronden van beroep dat zij met hulp van vrienden en familie het land heeft kunnen verlaten. Daarnaast heeft verweerder in het verweerschrift terecht gewezen op het feit dat de Eritrese autoriteiten eiseres in 2019 een paspoort hebben verstrekt. Dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij dit paspoort niet persoonlijk heeft afgehaald, komt niet overeen met haar verklaring tijdens het aanvullend gehoor dat zij naar de ambassade is gegaan. [13]
7. Uit het algemeen ambtsbericht Eritrea 2019 volgt dat Eritreeërs in de leeftijd van achttien tot veertig jaar verplicht zijn om de dienstplicht te vervullen. [14] Gelet op het feit dat eiseres 43 jaar was in 2014, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het ook om die reden aannemelijk is dat eiseres reeds was afgezwaaid. Eiseres heeft haar stelling van het tegendeel niet met documenten onderbouwd.
8. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres bij terugkeer een risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
9. Voor zover eiseres ter zitting heeft gesteld dat zij meer vragen had verwacht over de reden van haar asielaanvraag en dat zij tijdens haar gehoren meer had willen vertellen over haar problemen, oordeelt de rechtbank dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat eiseres hiertoe wel in de gelegenheid is gesteld. Eiseres is meermaals bevraagd over de reden van haar asielaanvraag en de door haar verwachte problemen bij terugkeer [15] en zij is meermaals in de gelegenheid gesteld om iets toe te voegen aan eerdere verklaringen. [16]
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Bedevaart.
3.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.US Department of State: Country Report on Human Rights Practices 2018 – Eritrea, 13 maart 2019.
6.Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Paragraaf C7/11.4.4. van de Vc.
8.Paragraaf C7/11.4.4.5. van de Vc.
9.Algemeen ambtsbericht Eritrea november 2020, pagina 22, noot 89. Zie ook: algemeen ambtsbericht Eritrea juli 2015, paragraaf 2.5.5.4 en 2.5.5.5..
10.Paragraaf 2.5.5.5. algemeen ambtsbericht Eritrea juli 2015.
11.Paragraaf 2.7.1. algemeen ambtsbericht Eritrea 6 februari 2017.
12.Pagina 9 van het verslag nader gehoor en pagina’s 2 en 3 van de correcties en aanvullingen op dit verslag.
13.Pagina 5 van het verslag aanvullend gehoor.
14.Algemeen ambtsberichten Eritrea 2015, pagina 42, 2017, pagina 61 en 2019, pagina 32.
15.Zie onder meer pagina 4, 5 en 11 van het verslag nader gehoor.
16.Zie pagina 3 en 6 van het verslag aanvullend gehoor.