AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Afwijzing asielaanvraag van Eritrese eiseres op grond van ongeloofwaardige desertie en legale in- en uitreizen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had een asielaanvraag ingediend, waarin zij stelde dat zij in militaire dienst was geweest en dat zij als deserteur werd beschouwd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gestelde desertie niet geloofwaardig was. De rechtbank baseerde deze conclusie op de legale in- en uitreizen van de eiseres naar Eritrea in 2015 en 2017, waaruit bleek dat zij geen problemen had ondervonden met de autoriteiten. De rechtbank overwoog dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea nog de dienstplicht moest vervullen.
De rechtbank merkte op dat de eiseres in 2019 een afgeleide verblijfsvergunning asiel had gekregen, die geldig was tot 2024. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de eiseres buiten Eritrea had verbleven, onvoldoende was om aan te nemen dat zij bij terugkeer in Eritrea blootgesteld zou worden aan ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eiseres dat zij in 2015 en 2017 legaal Eritrea had kunnen in- en uitreizen met een werkvisum, omdat de eiseres niet had aangetoond dat zij nog onder de dienstplicht viel.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.
Voetnoten
1.Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Bedevaart.
3.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.US Department of State: Country Report on Human Rights Practices 2018 – Eritrea, 13 maart 2019.
6.Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Paragraaf C7/11.4.4. van de Vc.
8.Paragraaf C7/11.4.4.5. van de Vc.
9.Algemeen ambtsbericht Eritrea november 2020, pagina 22, noot 89. Zie ook: algemeen ambtsbericht Eritrea juli 2015, paragraaf 2.5.5.4 en 2.5.5.5..
10.Paragraaf 2.5.5.5. algemeen ambtsbericht Eritrea juli 2015.
11.Paragraaf 2.7.1. algemeen ambtsbericht Eritrea 6 februari 2017.
12.Pagina 9 van het verslag nader gehoor en pagina’s 2 en 3 van de correcties en aanvullingen op dit verslag.
13.Pagina 5 van het verslag aanvullend gehoor.
14.Algemeen ambtsberichten Eritrea 2015, pagina 42, 2017, pagina 61 en 2019, pagina 32.
15.Zie onder meer pagina 4, 5 en 11 van het verslag nader gehoor.
16.Zie pagina 3 en 6 van het verslag aanvullend gehoor.