ECLI:NL:RBDHA:2021:13954
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen intrekking verblijfsvergunning niet-ontvankelijk verklaard door onzorgvuldig handelen van de Staatssecretaris
Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft en sinds 1998 in Nederland verblijft, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de intrekking van de verblijfsvergunning van de eiser, die op 3 juli 2018 door de Staatssecretaris was genomen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het bezwaar werd door de Staatssecretaris op 29 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het buiten de bezwaartermijn zou zijn ingediend. Eiser stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt en dat de Staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door het primaire besluit naar een adres te sturen waarvan bekend was dat eiser daar niet meer woonde. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende inspanningen had verricht om contact met eiser te leggen voordat het besluit werd verzonden. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor het bezwaar van eiser tijdig was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.496,-.