In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2021 een herstelbeschikking gegeven met betrekking tot een eerdere beschikking van 20 april 2021. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.P.J. Appelman, heeft verzocht om verbetering van het dictum van de eerdere beschikking, zodat de kinderen de geslachtsnaam van de verzoeker zouden krijgen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder e-mails en brieven van de betrokken partijen. Zowel de verzoeker als de moeder hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot verbetering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere beschikking een kennelijke schrijffout bevatte, die eenvoudig te herstellen was. Op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de rechtbank besloten de beschikking van 20 april 2021 te verbeteren. In de verbeterde beschikking is vastgesteld dat de minderjarigen de geslachtsnaam van de verzoeker zullen dragen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal toezenden aan het gezagsregister, zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De beschikking van 20 april 2021 is voor het overige gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Vink, rechter en kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.