Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser die in Nederland verblijft. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R. Honing, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die hem was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er een overdrachtsbesluit was genomen op 1 februari 2021.
Tijdens de zitting op 17 februari 2021 in Dordrecht heeft de eiser aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was, omdat de Duitse autoriteiten een covid-19 test vereisten en hij niet bereid was om hieraan mee te werken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser verplicht is om zijn medewerking te verlenen aan de uitzetting, en dat zijn weigering om de test te ondergaan geen reden was om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was. De rechtbank heeft benadrukt dat de medewerkingsverplichting ook geldt in het kader van de covid-19 test.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er geen gronden waren ingediend tegen het overdrachtsbesluit, waardoor het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond werd verklaard. Uiteindelijk heeft de rechtbank beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.