ECLI:NL:RBDHA:2021:13858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep wegens tegemoetkoming

Op 8 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, waarin haar WIA-uitkering per 5 februari 2018 was beëindigd. Na een langdurig proces, waarin medische informatie werd ingediend en een deskundige werd benoemd, heeft het Uwv op 5 februari 2021 het bestreden besluit ingetrokken en eiseres geherwaardeerd als 80 tot 100% arbeidsongeschikt. Eiseres trok haar beroep in en verzocht om een vergoeding van de proceskosten, waarop het Uwv akkoord ging.

De rechtbank oordeelde dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eiseres recht had op een proceskostenvergoeding omdat het bestuursorgaan aan haar was tegemoetgekomen. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 2.244,-, rekening houdend met de verleende rechtsbijstand en de waarde per punt. Daarnaast werd opgemerkt dat het griffierecht van € 47,- ook door het Uwv aan eiseres vergoed moest worden. De uitspraak werd gedaan door rechter M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier J.P.G. van Egeraat, en is openbaar uitgesproken op 8 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3102

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.S.J. de Korte)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 5 februari 2018 beëindigd.
Bij besluit van 2 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de WIA-uitkering van eiseres per 2 juni 2019 beëindigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 16 december 2019. Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres de gelegenheid te geven medische informatie in te dienen.
Op 10 januari 2020 heeft eiseres medische informatie ingediend. Verweerder heeft op 20 februari 2020 een reactie ingediend, waar eiseres op 26 februari 2020 op heeft gereageerd. Op 2 april 2020 is een reactie van verweerder hierop ontvangen.
De rechtbank heeft vervolgens een psychiater als deskundige benoemd teneinde eiseres te onderzoeken. Op 15 juni 2020 heeft de deskundige van zijn onderzoek rapport uitgebracht.
Eiseres heeft bij brief van 30 juni 2020 gereageerd op het rapport van de deskundige.
Bij besluit van 5 februari 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van eiseres gegrond is verklaard en eiseres vanaf 5 februari 2018 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geacht.
Eiseres heeft haar beroep vervolgens ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft te kennen gegeven akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar is tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet daarin aanleiding het verzoek om een proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toe te wijzen.
3. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.244,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt in totaal voor het indienen van de medische informatie, het indienen van de reactie op 26 februari 2020 en de (zeer beknopte) schriftelijke reactie op het deskundigenrapport, met een waarde per punt van € 748,-- en een wegingsfactor 1).
4. De rechtbank wijst erop dat het in deze zaak betaalde griffierecht van € 47,- op de voet van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb tevens door verweerder aan eiseres moet worden vergoed. Eiseres zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.244,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.