ECLI:NL:RBDHA:2021:13852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering kinderopvangtoeslag en verrekening met openstaande vorderingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Belastingdienst om een bedrag van € 544 terug te vorderen, omdat zij stelde dat zij een lager bedrag aan voorschotten had ontvangen dan de Belastingdienst had vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in totaal € 9.091 aan voorschotten had ontvangen, terwijl de definitieve kinderopvangtoeslag voor het jaar 2018 was vastgesteld op € 8.554. Dit leidde tot een terugvordering van € 544. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst voldoende inzicht had gegeven in de terugvorderingen en dat de verrekeningen correct waren toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat de verrekeningen onjuist waren, en de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiseres het bedrag van € 544 moest terugbetalen. De rechtbank wees erop dat eiseres een verzoek om herziening kan indienen als zij meent dat haar aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2018 niet correct is vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, in aanwezigheid van griffier mr. H.J. Habetian.