2.6.Uit het voorgaande volgt dat de rioolbuis thans bestanddeel is van nummer [Y] en daarmee eigendom van [gedaagden] is. [gedaagden] heeft echter aangevoerd dat de rioolbuis in het verleden tevens in gebruik geweest is van nummer [X] , waardoor sprake is van gemeenschappelijk eigendom van de rioolbuis (zie de regeling van artikel 3:166 BW). Nu [gedaagden] degene is die aanvoert dat in het verleden een gemeenschappelijk riool aanwezig was, ligt het op zijn weg om deze stelling te onderbouwen. [gedaagden] heeft invulling gegeven aan deze stelplicht door de volgende verklaringen en stukken in het geding te brengen:
- De verklaring van de door [gedaagden] ingeschakelde loodgieter [installateur] van 1 december 2020. Hierin staat:
‘Het huidige rioolsysteem is van origine een gedeeld systeem.’
- De verklaring van [installateur] van 11 juni 2021. Hierin staat:
‘Het riool systeem en dus ook het tracee is zonder enige twijfel onveranderd vanaf de bouw van deze woningen. Als erkend Installateur zijn wij met legio van vergelijkbare situaties bekend. Tevens is dit ook te zien aan het gegeven dat het metselwerk van de putten geïntegreerd is aan de fundering.
Dit is zowel ontwerp-technisch als financieel gezien ook logisch; Een rechte lijn van het stelsel voorziet in een snelle afvoer van het rioolwater, beide woningen maken gebruik van het zelfde riool.
In de oudere wijken zoals Leeuwendaal, het Zeeheldenkwartier, Duinoord en het Statenkwartier is dit de standaard bouwwijze.’
- De verklaring van [installateur] van 9 november 2021. Hierin staat:
‘De keuken van no. [X] is recht boven het riool gesitueerd en derhalve is het ondenkbaar dat de keukenafvoer niet op het onderliggend riool zou zijn aangesloten.’
- De e-mail van de gemeente [woonplaats] aan [gedaagden] van 8 april 2021. Hierin staat:
‘Per woning is in het verleden een “gele kaart” gemaakt. (…) Op de “gele kaart” van uw buren staat niets aangegeven. Op basis van de kaarten denk ik dat uw buren op de aansluiting van uw woning zijn aangesloten.’. Van de in de e-mail vermelde gele kaarten is ook een kopie in het geding gebracht. Deze gele kaarten zijn gedateerd juni 1977.
- De e-mail de gemeente [woonplaats] aan [gedaagden] van [A] oktober 2021. Hierin staat:
‘In het verleden loosden veel woningen via een septictank op open water. Vaak waren er meerdere woningen aangesloten op één septictank. Toen er riolering werd aangelegd, was het de goedkoopste manier om de septictank weg te halen en van daaruit met één leiding aan te sluiten op het nieuwe hoofdriool. In die tijd deden buren veel samen en was een mondelinge afspraak voldoende. Er werd niet veel juridisch vast gelegd.
Het komt dus vaker voor dat er meerdere woningen via één huisaansluiting loost op het hoofdriool. Met name in oudere wijken zoals Leeuwendaal en Cromvliet.’
- De verklaring van mevrouw [persoon 1] die in de periode 1984 – 1996 op nummer [Y] heeft gewoond, gedateerd 19 oktober 2021 waarin staat:
‘Wat betreft de riolering kan ik mij wel herinneren dat er bij [naam 2] en [naam 3] op Nummer [X] een keer een behoorlijke verstopping heeft plaatsgevonden en dat mijn man toen de boel ‘ontstopt’ heeft.
(…)
Volgens mij zat de verstopping aan de achterkant, dus bij onze keuken, van het huis,
Waarschijnlijk een putje op de plek waar de 2 rioleringen bij elkaar komen. Maar heel precies weet ik dat niet, temeer omdat mijn man zich er vooral mee bemoeide.
Ik weet nog wel dat mijn man zei dat er waarschijnlijk heel veel slechte kwaliteit toiletpapier in zat, wat bij [naam 2] en [naam 3] vandaan kwam. Hij heeft het schoongemaakt en weer afgesloten.’
- De verklaring van mevrouw [naam 4] die in de periode 1996 – 2006 op nummer [Y] van heeft gewoond, gedateerd [A] oktober 2021 waarin staat:
‘Wij gingen ervan uit dat er een gedeelde riolering met de buren op no. [X] was
Tijden de periode dat wij er woonden hebben zich nooit serieuze problemen met het rioolsysteem voorgedaan. Wel moest er eens in overleg worden besloten het door te laten spuiten om een dreigende verstopping voor te zijn. De buren en wij pakten dit samen op’
- Een e-mail van 12 november 2021 van de bewoner van [adres 3] te [woonplaats] , welke woning min of meer tegenover nummer [X] en [Y] gelegen is, en waarin hij aan [gedaagden] het volgende bevestigd heeft over zijn eigen (met [adres 4] gedeelde) riolering:
‘Er is niet alleen sprake van een gemeenschappelijke riool waarop beide toiletten zijn aangesloten, die er aan voorkant van de huizen uitkomen, maar het riool van de keuken (incl. hemelwater-afvoer van de achterkant) van de buren (nummer [A] ) loopt onder de woonkamer van nr [B] door. Het laatste betreft een buis die onder deze woonkamer door is gelegd; dus dat moet sowieso met instemming van de vorige bewoners van nr [B] zijn gedaan.’
Verder heeft [gedaagden] erop gewezen, hetgeen niet in geschil is, dat in de voortuin van nummer [X] een beerput aanwezig is waarop de rioolbuis en het riool van [eisers] aangesloten zijn, en dat vervolgens via een rioolbuis geloosd wordt op het gemeentelijk riool. Dit maakt volgens [gedaagden] dat sprake is van een gemeenschappelijk eigendom.