ECLI:NL:RBDHA:2021:1384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/09/605360 / JE RK 21-6
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de jeugdbescherming

Op 26 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die getuige zijn geweest van huiselijk geweld en andere traumatische gebeurtenissen. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen verblijven feitelijk bij de moeder. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, terwijl de vader ook geen bezwaar heeft gemaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals verwaarlozing en de impact van traumatische ervaringen op de kinderen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de kinderen hulp nodig hebben om de gevolgen van hun ervaringen te verwerken en dat er ondersteuning moet komen voor de opvoeding in de thuissituatie van de moeder. De vader moet ook betrokken worden bij de hulpverlening, zodat hij een constructieve rol kan spelen in de opvoeding. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voor de periode van één jaar onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is mondeling gegeven in het openbaar. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 15 februari 2021 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/605360 / JE RK 21-6
Datum uitspraak: 26 januari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 5 januari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het Raadsrapport d.d. 24 december 2020.
Op 26 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige 1] is op 26 januari 2021 in raadkamer gehoord.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de periode van één jaar.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Zij heeft aangegeven open te staan voor hulp gericht op de communicatie tussen de ouders, zoals Ouderschap Blijft. De situatie bij de moeder thuis is veilig. De moeder en [minderjarige 1] zijn allebei bezig met EMDR-therapie en de inzet van de coaches van Coach25 loopt ook. Als de ondertoezichtstelling mede op de thuissituatie van de moeder gericht is, moet hij ook op de thuissituatie van de vader gericht zijn.
De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Hij heeft aangegeven dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden. Bij de vader thuis gaat het goed, maar een ondertoezichtstelling vanwege de thuissituatie van de moeder is een goed idee.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gelegen in de schade die zij hebben opgelopen als gevolg van traumatische gebeurtenissen in het verleden. Zij zijn getuige geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en haar ex-partner, drugsgebruik en agressiviteit. De moeder is in die periode en in de periode na beëindiging van de relatie niet goed beschikbaar geweest als opvoeder, waardoor sprake was van verwaarlozing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Bij [minderjarige 1] worden signalen van parentificatie gezien. Hij neemt een beschermende rol op zich en voelt zich verantwoordelijk voor de moeder en [minderjarige 2] . [minderjarige 2] heeft weinig zelfvertrouwen en is veel op zoek naar bevestiging, steun en veiligheid. Er is voor [minderjarige 2] nog geen behandeling ingezet voor traumaverwerking. Ook zijn er zorgen over haar spraak-taalontwikkeling. Daarnaast hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last van de gebrekkige communicatie en het wantrouwen tussen de ouders onderling, waarbij zij bij meningsverschillen worden betrokken. Het is noodzakelijk dat hulp wordt ingezet om de verstandhouding tussen de ouders te verbeteren door middel van een gezamenlijk hulpverleningstraject zoals Ouderschap Blijft. Daarnaast moet in de thuissituatie bij de moeder opvoedondersteuning worden ingezet. Hoewel de moeder haar best doet om weer een veilig hechtingsfiguur voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te worden, lukt het haar nog onvoldoende om langdurig mee te werken met de hulpverlening en de verhoudingen in de thuissituatie zo te verleggen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volledig kind kunnen zijn en zich geen zorgen hoeven te maken over de moeder. De vader heeft een sterke eigen mening, maar plaatst zichzelf als het ware vaak buiten de problematiek. Het is naar het oordeel van de kinderrechter een te simpele voorstelling van zaken om enkel naar de moeder te kijken. Met de vader zal moeten worden onderzocht op welke manier zijn rol kan worden vormgegeven en in welke mate hij - succesvoller dan tot dusver het geval - kan bijdragen aan de opvoeding. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is noodzakelijk om de vele vormen van individuele en gezamenlijke hulp te coördineren en zicht te houden op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 26 januari 2021 tot 26 januari 2022 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2021 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.