ECLI:NL:RBDHA:2021:1384
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de jeugdbescherming
Op 26 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die getuige zijn geweest van huiselijk geweld en andere traumatische gebeurtenissen. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen verblijven feitelijk bij de moeder. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, terwijl de vader ook geen bezwaar heeft gemaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals verwaarlozing en de impact van traumatische ervaringen op de kinderen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de kinderen hulp nodig hebben om de gevolgen van hun ervaringen te verwerken en dat er ondersteuning moet komen voor de opvoeding in de thuissituatie van de moeder. De vader moet ook betrokken worden bij de hulpverlening, zodat hij een constructieve rol kan spelen in de opvoeding. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voor de periode van één jaar onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is mondeling gegeven in het openbaar. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 15 februari 2021 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.