ECLI:NL:RBDHA:2021:1382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/09/605891 / JE RK 21-45
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van echtscheidingsproblematiek en verslavingsproblematiek

Op 26 januari 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Deze beschikking volgde op een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, ingediend op 14 januari 2021. De kinderrechter heeft de ouders, de vader en de moeder, als belanghebbenden aangemerkt. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter kennisnam van de ingediende stukken en de verklaringen van de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van echtscheidingsproblematiek en verslavingsproblematiek bij de vader, wat de opvoedsituatie van de kinderen negatief beïnvloedt. De moeder heeft recentelijk te maken gehad met mishandeling en er zijn zorgen over haar nieuwe partner. De kinderen zijn tijdelijk bij de vader geplaatst, maar de moeder heeft haar instemming met deze situatie ingetrokken. De kinderrechter oordeelde dat zonder een machtiging tot uithuisplaatsing de kinderen terug zouden moeten naar de moeder, wat onveilig zou zijn gezien de omstandigheden.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderen staan onder toezicht van de gecertificeerde instelling en er zijn zorgen over hun veiligheid bij de moeder. De kinderrechter heeft daarom besloten om de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader zonder gezag te machtigen voor een periode van drie maanden, tot 14 april 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/605891 / JE RK 21-45
Datum uitspraak: 26 januari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 14 januari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] .

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 14 januari 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zonder gezag verleend van 14 januari 2021 tot 28 januari 2021 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 14 januari 2021;
- de door de moeder ter zitting overlegde stukken.
Op 26 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag voor de periode van drie maanden. De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een gezin waar sprake is van echtscheidingsproblematiek en verslavingsproblematiek bij de vader. Het gedrag van de ouders kenmerkt zich in wantrouwen en impulsieve reacties naar elkaar. Recentelijk heeft de gecertificeerde instelling vernomen dat de moeder in de week van 4 januari 2021 twee keer is mishandeld door een tot nu toe onbekende dader. In gesprek met de moeder zijn meer onduidelijkheden naar voren gekomen, onder andere over een nieuwe partner van de moeder die al enkele maanden in beeld is en ook contact heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Nadat de kinderen – in eerste instantie met goedkeuring van de moeder – bij de vader zijn geplaatst, is naar voren gekomen dat [minderjarige 1] al langer slecht slaapt en schreeuwend, huilend en zwetend wakker wordt. De moeder heeft over deze verschillende signalen geen openheid gegeven richting de gecertificeerde instelling. Het is niet gelukt om met de moeder tot veiligheidsafspraken te komen. De gecertificeerde instelling en de ingezette Ambulante Spoedhulp (ASH), die drie keer per week bij de vader thuis zijn, hebben goed zicht op de opvoedsituatie bij de vader.
De moeder stemt niet (meer) in met het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. Zonder een machtiging tot uithuisplaatsing zouden zij terug moeten naar de moeder. De gecertificeerde instelling kan hun veiligheid daar echter niet garanderen zonder dat er middels hulpverlening zicht is gekomen op de opvoedsituatie. Het is noodzakelijk dat de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader wordt voortgezet terwijl door middel van ASH de opvoedsituatie bij de moeder wordt onderzocht.
De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Hij heeft aangegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het bij de vader naar hun zin hebben en dat hij al jaren zijn best doet om alles in goede banen te leiden, maar dat hij geen hoogte krijgt van de moeder. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] lijden onder de situatie. Het lijkt alsof de moeder in haar eigen leugens verstrikt is en haar eigen stem is kwijtgeraakt.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangegeven dat zij een gevoel van onrecht ervaart. De moeder ziet nu in dat zij eerder transparant had moeten zijn, maar het voelt dubbel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis zijn geplaatst doordat zij eerlijk is geweest tegen de gecertificeerde instelling. De moeder was door verhalen op het internet juist zeer angstig voor een uithuisplaatsing en dat is precies wat gebeurt. Het klopt niet dat de moeder toestemming zou hebben gegeven voor verblijf bij de vader. De moeder dacht haar leven goed op orde te hebben, maar de afgelopen periode is dat in duigen gevallen. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] rust krijgt, omdat hij al zo veel strijd en ellende heeft meegemaakt. De moeder staat niet achter plaatsing bij de vader, omdat er sprake is van alcohol- en drugsgebruik door de vader. Dat geldt in het bijzonder voor de plaatsing van [minderjarige 2] , die nog nooit zo lang zonder de moeder is geweest.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan ruim zes maanden onder toezicht van de gecertificeerde instelling. De afgelopen periode is met name ingezet op verbetering van de communicatie tussen de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben last van de scheidingsproblematiek van de ouders en de gespannen overdrachtsmomenten. Zeer recent is nieuwe informatie naar voren gekomen over de thuissituatie bij de moeder. Die informatie, onder andere bestaande uit zorgen over de aanwezigheid van een nieuwe partner waar de gecertificeerde instelling niets van wist en twee aangiftes van mishandeling van de moeder door een nog onbekende dader, heeft geleid tot een spoeduithuisplaatsing bij de vader. Nadien zijn nadere zorgen aan het licht gekomen, zoals het slaapprobleem van [minderjarige 1] en het feit dat de moeder de kinderen soms alleen thuis zou laten wanneer zij boodschappen gaat doen. Het gebrek aan informatieverstrekking, openheid en transparantie door en van de moeder zorgt ervoor dat het voor de gecertificeerde instelling niet mogelijk is om de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder te kunnen garanderen. Het is de afgelopen weken niet gelukt om ASH bij de moeder thuis in te zetten of om omgang tussen de moeder en de minderjarigen op te starten, doordat de moeder hier zeer wisselend tegenover staat. De kinderrechter acht plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zonder gezag, waar wel goed zicht is op hun veiligheid en waar intensieve hulpverlening vanuit ASH wordt ingezet, noodzakelijk.
De kinderrechter benadrukt dat het van groot belang is dat de moeder zich openstelt voor hulpverlening en contact met de gecertificeerde instelling. De moeder komt verlamd en overbelast over. Hoewel angst en onmacht bij de moeder zeer begrijpelijke emoties zijn bij de uithuisplaatsing van een kind, moet worden gewaakt voor een ‘zelfvervullende voorspelling’ (
self-fulfilling prophecy) waarbij de angst van de moeder voor een langere uithuisplaatsing, bijvoorbeeld op grond van verhalen op het internet, haar juist in de weg zit om te werken aan terugplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Een vertrouwenspersoon of advocaat kan de moeder mogelijk helpen bij te nemen stappen. Door de samenwerking met de gecertificeerde instelling en de hulpverlening aan te gaan, kan op korte termijn worden bezien welke omgangsfrequentie in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is, en kan een plan worden opgesteld voor het inzetten van hulp voor, en in de thuissituatie van, de moeder, zodat kan worden gewerkt aan terugplaatsing (indien dat op verantwoorde en veilige wijze kan).
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag van 28 januari 2021 tot 14 april 2021;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2021 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.