ECLI:NL:RBDHA:2021:13779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
NL21.9070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en beoordeling van de geloofwaardigheid in het kader van mensenhandel en vervolging in Nigeria

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 december 2021, wordt de asielaanvraag van eiser, afkomstig uit Nigeria, behandeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank behandelt de gronden van het beroep, waarbij eiser stelt dat hij te vrezen heeft voor vervolging vanwege zijn bekering tot het christendom en problemen met een mensenhandelaar. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de zorgvuldigheid van de asielprocedure, met name met betrekking tot de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet kon volstaan met verwijzing naar eerdere besluiten in de mensenhandelzaak, zonder eiser te horen over de relevante elementen van zijn asielrelaas. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de asielgrond 'problemen met mensenhandelaar' en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser alsnog gehoord moet worden. De rechtbank oordeelt verder dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.M.A. Breuls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Alberts).

ProcesverloopBij het bestreden besluit van 4 juni 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Aan eiser wordt geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd verleend, maar wel een voorlopig uitstel van vertrek.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding1. Eiser is afkomstig uit Nigeria. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is geboren in een moslimfamilie, maar wilde trouwen met een christelijke vrouw en zich heeft bekeerd tot het christendom. [1] De moslimgemeenschap en zijn familie, waaronder zijn halfbroer [halfbroer] , waren daar boos over en hebben eiser meegenomen en vastgehouden. Eiser heeft ook verklaard dat hij in Nigeria vrachtwagenchauffeur was en dat zijn vrachtwagen tijdens zijn werk door overvallers werd gebruikt om de weg te blokkeren. Eiser kende de leider van de overvallers en is door hem weggestuurd met de waarschuwing dat hij niet over de overval mocht praten. Ondanks dat eiser niet over deze gebeurtenis had gesproken, werd hij er na twee weken van verdacht dat hij had gesproken met de politie. Eiser werd vervolgens bij zijn woning opgezocht, maar kon ontsnappen waarna zijn vader is doodgeschoten en zijn zus is verkracht. Eiser is vervolgens Nigeria ontvlucht. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van de diensten van een mensensmokkelaar. Zijn familie in Nigeria heeft daarna nog problemen gehad met deze mensensmokkelaar. Als eiser terug moet keren naar Nigeria is hij bang voor de overvallers, omdat die nog vrij zijn en is hij bang voor vervolging vanwege zijn christelijke geloof.
2. Verweerder heeft in bestreden besluit vier relevante elementen benoemd: 1. identiteit, nationaliteit en herkomst,
2. problemen met moslimgemeenschap na huwelijk,
3. overval en daaropvolgende problemen, en
4. problemen met mensenhandelaar.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig, maar de overige drie niet. Verweerder vindt van belang dat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit zijn problemen met de moslimgemeenschap blijken en vindt de verklaringen van eiser op dit punt tegenstrijdig. Ook over de overval heeft eiser wisselende verklaringen afgelegd en verweerder vindt het daarom niet geloofwaardig dat eiser betrokken was bij een overval, hierdoor problemen kreeg en Nigeria moest verlaten. Voor zijn standpunt over het vierde element heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar een andere zaak van eiser waarin zijn in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel afgegeven verblijfsvergunning is ingetrokken en zijn aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning met de beperking ‘humanitair niet-tijdelijk’ is afgewezen (de mensenhandelzaak). In de mensenhandelzaak is volgens verweerder gemotiveerd dat de gestelde problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig zijn en dat de vrees van eiser niet aannemelijk is.
Omdat alleen het eerste element geloofwaardig is geacht, heeft verweerder dat element getoetst aan artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verweerder concludeert dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat eiser daarom niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Ook vindt verweerder dat niet aannemelijk is dat eiser bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt, zodat eiser ook niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
Verder heeft eiser ook geen recht op een afgeleide verblijfsvergunning asiel. Verweerder vindt daarnaast dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM of mensenhandel, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden daarvan. Daarnaast is niet gesteld of gebleken van overige bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser om humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. In het betreden besluit is ten slotte opgenomen dat eiser op grond van artikel 64 van de Vw 2000 wel voorlopig uitstel van vertrek krijgt.
Plan van aanpak
3. In het vervolg van deze uitspraak gaat de rechtbank eerst in op de zorgvuldigheid van de asielprocedure. Vervolgens gaat de rechtbank in op de geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder heeft verricht en tot slot of eiser bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM.
Zorgvuldigheid van de asielprocedure
Zienswijze4. Eiser betoogt dat verweerder hem onvoldoende tijd heeft gegeven om een zienswijze in te dienen. Omdat eiser had verzocht om zijn aanvraag in de verlengde asielprocedure te behandelen en hij op de vijfde dag van de procedure geen voornemen ontving, ging hij ervan uit dat met zijn verzoek was ingestemd. Toen bleek dat dit niet zo was, was er niet meer voldoende tijd om een tolk in te schakelen en het voornemen met de gemachtigde te bespreken. Eiser heeft hierdoor niet op alle punten uit het voornemen kunnen reageren. Hij vindt dat dit hem in het bestreden besluit ten onrechte wordt tegengeworpen.
4.1.
Op grond van artikel 3.114, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), zoals dat luidde ten tijde van het besluit, dient het voornemen ofwel schriftelijk te worden verzonden naar de vreemdeling op de vijfde dag of aan de vreemdeling te worden uitgereikt op de zesde dag van de asielprocedure.
4.2.
Uit de brief [2] van 4 juni 2021 volgt dat op 2 juni 2021 (vijfde dag) een voornemen is uitgebracht, maar dat de poging om het voornemen te faxen naar de gemachtigde van eiser is mislukt en dat aan de gemachtigde pas op 3 juni 2021 (zesde dag) telefonisch is meegedeeld dat op 2 juni 2021 een voornemen was uitgebracht. Tegen het voornemen kon uiterlijk op 3 juni 2021 een zienswijze worden ingediend.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in overeenstemming met artikel 3.114, eerste lid van het Vb 2000 heeft gehandeld, doordat het voornemen niet op de zesde dag aan eiser is uitgereikt. Dat is een zorgvuldigheidsgebrek. Maar omdat de gemachtigde het voornemen aan het begin van de zesde dag heeft ontvangen, is eiser niet in zijn belangen geschaad. Gelet op artikel 3.114, eerste lid van de Vb 2000 moest eiser er immers rekening mee houden dat hij het voornemen op de zesde dag uitgereikt zou krijgen, die dag met zijn gemachtigde zou moeten bespreken en een zienswijze zou moeten indienen. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het standpunt van eiser dat hij ervan uit mocht gaan dat verweerder de zaak zou verwijzen naar de verlengde asielprocedure wordt niet gevolgd. Wellicht dat de gemachtigde meende dat zij voor een verwijzing naar de verlengde asielprocedure goede argumenten had, maar totdat een bericht van verweerder daarover was ontvangen, mocht de gemachtigde daar niet vanuit gaan. Het is aan gemachtigde om er rekening mee te houden dat op de zesde dag nog een zienswijze zou moeten worden ingediend. Ook heeft eiser in beroep nog de gelegenheid gehad om aan te vullen wat hij in zijn zienswijze niet heeft kunnen opnemen en heeft hij alsnog nadere uitleg gegeven over de punten waarover volgens verweerder tegenstrijdig is verklaard. De beroepsgrond slaagt niet.
Vierogen-beginsel5. Eiser betoogt verder dat de beslismedewerker die namens verweerder het voornemen heeft opgesteld ook het bestreden besluit heeft opgesteld. Dat is volgens hem in dit geval onzorgvuldig omdat hierdoor niet met een ‘frisse blik’ naar het dossier is gekeken. Daarbij komt dat de betreffende medewerker in dit geval al voor het indienen van de zienswijze te kennen had gegeven dat zorgvuldig zou zijn gehandeld.
5.1.
Wat eiser aanvoert, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van 5 september 2019 [3] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). In die uitspraak is overwogen dat de werkwijze van verweerder waarbij één medewerker verantwoordelijk is voor een zaak niet in strijd is met een wettelijke bepaling of beleid. Ook zijn er geen nationale of internationale rechtsregels of rechtsbeginselen waaruit voortvloeit dat verweerder verplicht is om het vierogen-beginsel in (bepaalde categorieën) asielzaken toe te passen. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
Algehele geloofwaardigheid
6. Ten aanzien van de algehele geloofwaardigheid heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser meermaals kennelijk onjuiste en tegenstrijdige informatie heeft verstrekt over zijn etniciteit en herkomst. Zo heeft eiser bij zijn aanmelding in 2019 verklaard uit Sokoto te komen en de Hausa-etniciteit te hebben, in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor van 7 juni 2019 heeft eiser verklaard geen Ishan te spreken en bij brief van de gemachtigde van 18 september 2019 geeft eiser aan dat zijn etniciteit Edo is. Vervolgens geeft eiser bij brief van de gemachtigde van 20 mei 2021 aan wederom geen Ishan te spreken en dat zijn etniciteit Edo is, maar bij zijn eerste gehoor op
27 mei 2021 verklaart eiser wel Esan te zijn, geen Ishan te spreken en dat zijn etniciteit Edo is. In de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor heeft eiser verklaard Esan te zijn, wel Ishan te spreken en uit Edo State te komen.
Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser wist dat de overgelegde geboorteakte van [dochter] onjuist was, omdat daar de geboorteplaats Sokoto op staat. Eiser heeft bewust een document overgelegd waarvan de inhoud onjuist is. Dit tast de algemene geloofwaardigheid van eiser aan. Dat eiser heeft aangevoerd dat de geboorteakte op advies van de mensenhandelaar (reisagent) is opgesteld, doet daar niet aan af. Wat de reden is van het opstellen van de onjuiste akte is niet van belang, het gaat erom dat eiser er voor gekozen heeft om die onjuiste akte over te leggen.
Element 2: problemen met moslimgemeenschap na huwelijk
7. Eiser voert aan dat hij is geboren in een moslimfamilie en dat hij in 2011 problemen heeft gekregen met de moslimgemeenschap, zijn vader en halfbroer [halfbroer] nadat hij trouwde met zijn christelijke vrouw en zich bekeerde tot het christendom. Enkele dagen na het huwelijk heeft de familie van eiser ingegrepen toen bleek dat eiser naar de kerk was gegaan en het eiser was die zich had bekeerd tot het christendom. De christelijke vrouw van eiser is uit hun woning gezet en eiser heeft een injectie gekregen om hem te beschermen tegen de duivel en / of zijn christelijke vrouw, waardoor hij psychisch ontspoorde. Hoewel halfbroer [halfbroer] geen overtuigend moslim was, gehoorzaamde hij op dat moment zijn stiefvader en de familie. Uiteindelijk heeft halfbroer [halfbroer] eiser van straat gehaald en heeft eiser zich niet langer meer bezig gehouden met het christelijke geloof en heeft hij beloofd geen contact meer op te nemen met zijn christelijke vrouw.
Halfbroer [halfbroer] en zijn moeder waren tot aan het huwelijk van zijn moeder met de vader van eiser niet religieus. Na het huwelijk tussen zijn moeder en de vader van eiser zijn [halfbroer] en zijn moeder ook moslim geworden. Vlak na de dood van de vader van eiser is [halfbroer] echter benaderd door de Ogboni gemeenschap, waar zijn stiefvader lid van was. Omdat eiser al was vertrokken uit Nigeria wilde de Ogboni gemeenschap dat [halfbroer] zijn stiefvader opvolgde. Als ritueel moest [halfbroer] het hart van zijn stiefvader opeten, wat hij weigerde. Door deze gebeurtenis heeft halfbroer [halfbroer] besloten zich te laten bekeren tot het christendom.
Daarnaast voert eiser aan dat zijn vader een tweede vrouw kreeg, terwijl hij zijn eerste vrouw (de moeder van eiser) ging mishandelen. Uiteindelijk is de moeder van eiser vertrokken, heeft zij zich bekeerd tot het christendom en is naar haar familie gegaan. De moeder van eiser is later door moslims in een auto meegenomen en uit deze auto gegooid, waardoor zij is overleden. Eiser vermoedt dat zijn vader hier achter zat. Maar door verweerder is hier onvoldoende over doorgevraagd, terwijl tijdens het gehoor is aangegeven dat hier nog op terug zou worden gekomen. [4]
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de vader van eiser is overleden en dat halfbroer [halfbroer] inmiddels christen is, zodat de vraag rijst waarom eiser nog te vrezen zou hebben omdat hij met een christelijke vrouw is getrouwd. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat die vrees er niet is. Eiser heeft ter zitting verklaard dat als hij terug zou gaan naar Nigeria hij toch problemen verwacht, omdat hij een afvallige moslim is en nog steeds getrouwd is met zijn christelijke vrouw. Daar heeft verweerder op zitting op gereageerd en aangegeven dat eiser op individuele gronden aannemelijk moet maken dat hij te vrezen heeft, omdat uit het asielbeleid [5] ten aanzien van Nigeria niet volgt dat in het algemeen een risico bestaat dat een afvallige in Nigeria gevaar loopt. Volgens verweerder blijkt dit niet uit het relaas van eiser.
7.2.
De rechtbank laat in het midden of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Zelfs als ervan uit wordt gegaan dat het relaas van eiser geloofwaardig is, dan staat vast dat eiser niet meer te vrezen heeft voor zijn vader en halfbroer [halfbroer] . De vader van eiser is overleden en halfbroer [halfbroer] heeft zich bekeerd tot het christendom. Verweerder stelt zich verder terecht op het standpunt dat als eiser stelt te vrezen, omdat hij nog steeds met zijn christelijke vrouw is getrouwd en een afvallige moslim is, eiser dit individueel moet onderbouwen. Tot op heden heeft eiser dat niet gedaan. De beroepsgronden ten aanzien van element 2 slagen daarom niet.
De beroepsgrond dat eiser over het christen zijn van zijn moeder en de dood van zijn moeder onvoldoende is gehoord, behoeft gelet op het voorgaande geen verdere bespreking meer.
Element 3: overval en daaropvolgende problemen
8. Eiser heeft, kort samengevat, ten aanzien van de overval en de daaropvolgende problemen verklaard dat hij op 17 augustus 2012 in een overval terecht kwam, waarbij zijn vrachtwagen als blokkade is gebruikt. Op 28 augustus 2012 zijn de overvallers en hun leider naar het huis van eiser gekomen, omdat zij eiser ervan verdachten dat hij hen had verraden bij de politie. Eiser is toen ontsnapt, maar zijn vader werd vermoord en zijn zus werd verkracht. Ter onderbouwing heeft eiser een aantal documenten overgelegd:
- kopieën van de overlijdensakte van de vader van eiser en een affidavit van halfbroer [halfbroer] ;
- kopie van een ‘Extract from Crime Diary’ van 29 augustus 2012; en
- ‘ Extract from Crime Diary’ van 15 januari 2021.
Eisers verklaringen over de overal en de daaropvolgende problemen
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de overval en de daaropvolgende problemen ongeloofwaardig zijn, gelet op het volgende. Eiser heeft vaag en onlogisch verklaard over waarom de overvallers en de leider juist van eiser het vermoeden zouden hebben gehad dat hij met de politie had gepraat, terwijl hij geen slachtoffer was geworden van de overval en vele andere automobilisten wel. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de locatie van de overval en over het moment waarop eiser Nigeria zou hebben verlaten.
9.1.
Eiser voert aan het kinderachtig is van verweerder dat wordt vastgehouden aan het verschil tussen IN Egdeduma en TUSSEN Egdeduma en Benin City. Daarnaast heeft eiser al bij de correcties en aanvullingen aangegeven in september 2021 uit Nigeria te zijn vertrokken en is het onredelijk dat verweerder hier een punt van maakt, gelet op de psychische klachten van eiser. Verder kan eiser niet weten wat de leider van de overvallers dacht en eiser weet ook niet of de leider hem alleen verdacht van praten met de politie.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over de overval en de daaropvolgende problemen tegenstrijdig, vaag en onlogisch zijn. Verweerder mag tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de locatie van de overval. Eiser heeft verklaard dat de overval in Egdeduma heeft plaatsgevonden. [6] Ook heeft eiser verklaard dat hij na de overval zijn weg heeft vervolgd naar New Benin Market. [7] Hieruit valt niet op te maken dat eiser al in Benin City was ten tijde van de overval. Verweerder heeft kunnen overwegen dat in de zienswijze bovendien geenszins is onderbouwd dat de genoemde plaatsen dicht bij elkaar liggen of dezelfde plaats zijn. Daarnaast mag verweerder tegenwerpen dat eiser vaag en onlogisch heeft verklaard over waarom de leider van de overvallers eiser ervan verdenkt dat hij met de politie heeft gepraat. De verklaringen zijn enkel gebaseerd op aannames en niet verder onderbouwd. Ook heeft verweerder terecht van belang geacht dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn moment van vertrek uit Nigeria. Uit het dossier volgen namelijk de data augustus 2012 [8] , september 2012 [9] en oktober 2012 [10] als moment van vertrek. De psychische klachten van eiser doen daar niet aan af. De beroepsgrond slaagt niet.
Overgelegde documenten
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser ook met de door hem overgelegde documenten zijn gestelde problemen niet aannemelijk heeft gemaakt. De authenticiteit van de overlijdensakte van de vader van eiser en het affidavit van halfbroer [halfbroer] kan niet worden vastgesteld, omdat het kopieën betreffen. Daarnaast kan uit de overlijdensakte niet worden opgemaakt dat de vader van eiser in augustus 2012 is vermoord en is het affidavit opgesteld op basis van de verklaringen van halfbroer [halfbroer] , daarom is het geen objectief en verifieerbaar document. De authenticiteit van de ‘Extract from Crime Diary’ van 29 augustus 2012 kan ook niet worden vastgesteld, omdat het een kopie is. Verder is dit document opgemaakt op basis van de verklaringen van halfbroer [halfbroer] en is dit ook geen objectief en verifieerbaar document. Overwogen wordt verder dat de inhoud van de ‘Extract from Crime Diary’ tegenstrijdig is met de verklaringen van eiser over het aantal gewapende mannen die naar het huis van de vader van eiser gingen. De ‘Extract from Crime Diary’ van 15 januari 2021 is nog niet op authenticiteit onderzocht, maar de verklaringen van halfbroer [halfbroer] liggen hier aan de basis, wat geen objectieve en verifieerbare bron is. Daarnaast is het bevreemdingwekkend dat halfbroer [halfbroer] in 2012 al zou hebben aangegeven dat de leider van de overvallers de dader was, maar dat de politie hem in die acht tot negen jaar niet heeft gevonden en dat pas nu, in 2021, een ‘full scale manhunt’ wordt opgezet.
10.1.
Ten aanzien van de overgelegde documenten voert eiser aan dat het tot op heden onduidelijk is of de ‘Extract from Crime Diary’ van 15 januari 2021 is onderzocht door Bureau Documenten. Ook heeft verweerder ten onrechte geoordeeld dat aan de overgelegde kopieën geen waarde kan worden gehecht, omdat deze documenten niet op echtheid kunnen worden onderzocht dan wel niet objectief en verifieerbaar zijn. Eiser verwijst hierbij naar het arrest LH. van het Hof van Justitie van 10 juni 2021. [11]
10.2.
Eisers verwijzing naar het arrest LH. kan hem naar het oordeel van de rechtbank niet baten. Daartoe acht de rechtbank van belang dat dit arrest (onder meer) ziet op het ten onrechte niet-ontvankelijk verklaren van een herhaalde asielaanvraag, waarbij de inhoud van een document dat is overgelegd ter staving van deze aanvraag niet is betrokken omdat de authenticiteit van het document niet kan worden vastgesteld. Uit dit arrest volgt dat verweerder dergelijke herhaalde asielaanvragen niet anders mag beoordelen dan eerste asielaanvragen en derhalve niet dergelijke documenten terzijde mag schuiven reeds omdat de authenticiteit daarvan niet kan worden vastgesteld. Zoals verweerder terecht ter zitting heeft betoogd is daar in onderhavige geval geen sprake van, aangezien verweerder de documenten van eiser niet terzijde heeft geschoven. Anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest LH. heeft verweerder in de zaak van eiser de inhoud van de overlijdensakte van de vader van eiser, het affidavit van halfbroer [halfbroer] en de ‘Extract from Crime Diary’ van 29 augustus 2012 meegenomen bij zijn beoordeling. Nu verweerders beoordeling in zoverre afwijkt van de situatie in de zaak die heeft geleid tot het arrest LH. treft eisers verwijzing naar dit arrest geen doel.
Met betrekking tot de overgelegde documenten heeft verweerder zich in zijn besluitvorming terecht op het standpunt gesteld dat hieraan niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan wenst toe te kennen. Redenen daarvoor zijn dat de documenten zijn opgesteld enkel op basis van de verklaringen van halfbroer [halfbroer] , informatie ten aanzien van de dood van de vader van eiser ontbreekt en dat de inhoud van deze documenten op een aantal punten tegenstrijdig is aan eisers verklaringen en bevreemding opwekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis hiervan terecht op het standpunt gesteld dat de overgelegde documenten niet kunnen bijdragen aan het alsnog aannemelijk maken van eisers asielrelaas. De beroepsgrond slaagt niet.
10.3
Een dag voor de zitting heeft verweerder het onderzoek van Bureau Documenten overgelegd ten aanzien van de ‘Extract from Crime Diary’ van 15 januari 2021. Bij de voorgaande beoordeling van element 3 heeft de rechtbank dit rapport buiten beschouwing gelaten. Daarom is het naar het oordeel van de rechtbank niet nodig om eiser nog in de gelegenheid te stellen om te reageren op de uitkomst van het onderzoek van Bureau Documenten ten aanzien van element 3.
Element 4: problemen met mensenhandelaar
11. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is gehoord over dit element, waardoor hij niet alles heeft kunnen verklaren wat relevant is voor zijn asielverzoek en ook niet over de documenten, zoals de ‘Extract from Crime Diary’ van 15 januari 2021, die hij ter onderbouwing van dit element heeft overgelegd.
11.1.
Uit het bestreden besluit volgt dat voor de beoordeling van element 4 door verweerder wordt verwezen naar de besluiten van 18 januari 2021 en 15 maart 2021 in de mensenhandelzaak. In deze besluiten heeft verweerder de aanvraag om een verblijfsvergunning in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel ingetrokken en de aanvraag van eiser om een reguliere verblijfsvergunning met de beperking ‘humanitair niet-tijdelijk’ afgewezen.
11.2.
Vast staat dat eiser niet is gehoord over element 4 en over de documenten die hij in dit verband aan verweerder heeft overgelegd. Ook heeft eiser niet kunnen reageren op het door verweerder, één dag voorafgaand aan de zitting, ingebrachte onderzoek van Bureau Documenten van 22 juli 2021, wat ziet op de overgelegde ‘Extract from Crime Diary’ van
15 januari 2021.
11.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte eiser niet heeft gehoord over dit element. Verweerder heeft niet kunnen verwijzen naar de mensenhandelzaak voor de onderbouwing van het standpunt dat element 4 ongeloofwaardig is. In de procedure van de mensenhandelzaak is het immers aan eiser om zijn aanvraag te onderbouwen, terwijl in onderhavige asielzaak een verdergaande onderzoeksplicht geldt voor verweerder, namelijk het horen [12] van eiser over de aspecten die van belang zijn voor zijn asielrelaas.
De beroepsgrond slaagt.
Schending van artikel 3 van het EVRM12. De rechtbank ziet aanleiding om, met inachtneming van hetgeen tot en met 10.3. is besproken, een oordeel te geven over de vraag of eiser bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Eiser is bang voor de wraak van de leider van de overvallers, maar omdat deze leider ook connecties heeft met de politie kan eiser geen hulp van de autoriteiten inroepen. Eiser verwijst hierbij naar een brief van verweerder van 17 juni 2021 [13] aan de voorzitter van de Tweede Kamer, die een actualisering van het ambtsbericht over Nigeria bevat. Er staat onder meer in dat in bepaalde regio’s sprake is van bendegeweld en dat de politie inefficiënt is door een gebrek aan capaciteit. Dit leidt tot een gebrekkige ordehandhaving en bescherming van burgers tegen criminaliteit en geweld. Ook vreest eiser problemen in verband met zijn bekering tot het christendom. Hoewel er vrijheid van religie is in Nigeria, wordt afvalligheid binnen de moslimgemeenschap zwaar gestraft.
12.1.
De rechtbank heeft onder 7.1 en 7.2 al overwogen dat uit het asielbeleid [14] ten aanzien van Nigeria niet volgt dat in het algemeen een risico bestaat dat een afvallige in Nigeria gevaar loopt, maar dat dit op individuele gronden aannemelijk moet worden gemaakt. Uit het relaas van eiser blijkt niet dat hij te vrezen heeft en daarom bestaat er geen aanleiding dat eiser bij terugkeer naar Nigeria een risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
12.2.
Daarnaast heeft de rechtbank onder 9.2 en 10.2 al geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat element 3 ten aanzien van de overval en de daaropvolgende problemen ongeloofwaardig wordt geacht. Reeds daarom bestaat er geen aanleiding dat eiser bij terugkeer naar Nigeria een risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Tot slot
13. Eiser heeft voor het overige verzocht hetgeen eerder in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat verweerder hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser in zijn gronden in beroep niet nader heeft onderbouwd dat verweerder hier niet of onvoldoende op heeft gereageerd, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door hem nagestreefde resultaat. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. Gelet op hetgeen is overwogen onder 11.3 is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is besloten over de asielgrond ‘problemen met mensenhandelaar’ (element 4), wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
15. Verweerder moet dus een nieuw besluit nemen over de asielgrond ‘problemen met mensenhandelaar’ (element 4) en daarbij rekening houden met deze uitspraak. Voorafgaand aan het nemen van een nieuw besluit moet verweerder eiser alsnog horen met betrekking tot de asielgrond ‘problemen met mensenhandelaar’ (element 4). Daarbij acht de rechtbank het aangewezen dat verweerder na het nadere gehoor een voornemen opstelt en eiser de gelegenheid geeft een zienswijze in te dienen alvorens een nieuw besluit te nemen. In dat kader dient eiser ook de gelegenheid te krijgen om te reageren op het onderzoek van Bureau Documenten van 22 juli 2021. De rechtbank acht hiervoor een termijn van tien weken redelijk.
16. De rechtbank realiseert zich dat een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van een asielaanvraag het uitgangspunt is, maar is van oordeel dat in deze zaak een aparte beoordeling door verweerder kan plaatsvinden van element 4, omdat dit element geen enkel verband houdt met de elementen 2 en 3.
17. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en is op de zitting van eiser verschenen. Dat zijn handelingen met een waarde van totaal 2 punten, met een waarde van € 748 per punt. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.496.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is besloten over de asielgrond ‘problemen met mensenhandelaar’ (element 4);
- draagt verweerder op om binnen 10 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen over de asielgrond ‘problemen met mensenhandelaar’ (element 4), met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder voorafgaand aan het nemen van een nieuw besluit eerst eiser alsnog dient te horen, een voornemen opstelt en eiser de gelegenheid geeft een zienswijze in te dienen en daarbij ook de gelegenheid krijgt om te reageren op het onderzoek van Bureau Documenten van 22 juli 2021; en
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.496 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.M. van den Assem, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dat is [eiseres] , eiseres in zaak nr. NL21.9071.
2.Betreffende de afhandeling van de door eiser ingediende klacht.
4.Pagina 5 van het rapport van nader gehoor.
5.Paragraaf C7/22 van de Vc 2000.
6.Pagina 8 van het rapport van nader gehoor.
7.Pagina 10 van het rapport van nader gehoor.
8.Pagina 6 en 11 van het rapport van nader gehoor en ook de correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor.
9.Pagina 7 van het rapport van het eerste gehoor en ook de correcties en aanvullingen op het rapport van het eerste gehoor.
10.Klantformulier en het rapport van het aannmeldgehoor.
11.ECLI:EU:C:2021:478.
12.Wat ook is opgenomen in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn.
13.Brief van 17 juni 2021; landenbeleid Nigeria, kenmerk 3343944.
14.Paragraaf C7/22 van de Vc 2000.