ECLI:NL:RBDHA:2021:13743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
FT RK 21/781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het faillissementsverzoek van Wij Afval B.V. door de Rechtbank Den Haag

Op 14 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Renewi Nederland B.V. (verzoekster) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wij Afval B.V. (verweerster). Verzoekster had een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van verweerster, waarbij zij stelde een vordering van € 162.604,39 te hebben, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, omdat niet summierlijk is gebleken van de toestand dat verweerster heeft opgehouden te betalen. De rechtbank overwoog dat, hoewel verweerster meerdere schuldeisers heeft, niet is aangetoond dat zij haar betalingsverplichtingen niet nakomt. Verweerster had gemotiveerd verweer gevoerd en stelde dat verzoekster haar administratie niet op orde had en dat er deelbetalingen waren gedaan die niet correct waren verwerkt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat verweerster in een toestand verkeerde van hebben opgehouden te betalen, en wees het verzoek tot faillietverklaring af. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter A.C.M. Höppener, in samenwerking met griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/620388 / FT RK 21/871
vonnis van 14 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENEWI NEDERLAND B.V.
statutair gevestigd te Maarheeze,
verzoekster,
advocaat: mr. A.M. van Heest,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIJ AFVAL B.V.,
statutair gevestigd te Teylingen,
verweerster,
advocaat: mr. I.O. Svensson.
Waar deze zaak over gaat
Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 9 november 2021 een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster.
1.2.
Het verzoekschrift is op 7 december 2021 behandeld in raadkamer. Bij die gelegenheid
zijn verschenen:
- mr. Van Heest, voornoemd;
- mr. Svensson, voornoemd;
- [X], werkzaam als relatiemanager bij verweerster.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende stukken:
- het verweerschrift, met een tweetal bijlagen, van mr. Svensson, binnengekomen op 6 december 2021;
- de spreekaantekeningen d.d. 7 december 2021 van mr. Van Heest;
- een ter zitting overgelegde (ietwat duidelijkere) kopie van het op 21 februari 2020 getekende document ‘betalingsregeling Reweni’.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekster stelt een vordering van € 162.604,39 op verweerster te hebben, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. Door verzoekster gelegde conservatoire beslagen hebben nagenoeg geen doel getroffen. Het lijkt er dus sterk op dat verweerster haar activiteiten heeft gestaakt. Volgens de laatst gedeponeerde jaarrekening van verweerster is de financiële situatie deplorabel, nu zij een negatief eigen vermogen en een schuldenpositie van € 279.155,- heeft. Daarmee staat vast dat verweerster meerdere schuldeisers onbetaald en in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen.
2.2.
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat verzoekster haar administratie niet op orde heeft en dat verrichte deelbetalingen van € 125.000,- en ontvangen creditfacturen van € 28.000,- niet juist zijn verwerkt. Daarnaast stelt verweerster dat zij door de acties van verzoekster na opzegging van het samenwerkingsverband aanzienlijke schade heeft geleden. Verweerster stelt hieromtrent in een lopende bodemprocedure tussen partijen een eis in reconventie te hebben ingediend waarin aanspraak wordt gemaakt op 1) een schadevergoeding van € 1.010.363,45 ten aanzien van (de omzet van) de klanten die zij door de service stop van verweerster is kwijtgeraakt, 2) terugbetaling van € 3.990,- in verband met (afgedwongen) ophaalkosten voor lege containers en 3) een schadevergoeding van € 35.483,75 op grond van onrechtmatige daad. Verweerster betwist dat zij meerdere schuldeisers onbetaald laat en stelt dat geen sprake is van de toestand van hebben opgehouden te betalen.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Voor een faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Dit volgt uit de artikelen 1 en 6 lid 3 van de Faillissementswet. Om deze toestand te kunnen aannemen, moet volgens vaste jurisprudentie zijn voldaan aan twee voorwaarden; (1) er moet sprake zijn van meerdere schuldeisers (pluraliteit) en (2) de schuldenaar betaalt niet meer. Indien, zoals hier, het verzoek tot faillietverklaring door een schuldeiser wordt gedaan, is daarnaast nog vereist dat summierlijk van dat vorderingsrecht is gebleken. ‘Summierlijk blijken’ betekent dat de vordering na een kort en eenvoudig onderzoek moet blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Summierlijk blijken van het vorderingsrecht van verweerster
3.2.1.
Verweerster heeft op de zitting de vordering van verweerster voor een bedrag van circa € 23.000,- en € 29.000,- gemotiveerd betwist. Voor het resterende deel van circa € 110.000,- erkent verweerster de verschuldigdheid van de gevorderde som, maar stelt zij niet gehouden te zijn tot enige betaling gelet op haar reconventionele vordering. De rechtbank stelt vast dat hiermee summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van verweerster ad € 110.000,-.
Pluraliteit
3.2.2.
Verweerster heeft op de zitting erkend dat zij meerdere schuldeisers heeft, maar stelt dat dit gewone handelscrediteuren zijn.
Toestand van hebben opgehouden te betalen
3.2.3.
Nu summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en voorts duidelijk is dat verweerster meerdere schuldeisers heeft, is nu aan de orde of daadwerkelijk sprake is van een situatie van opgehouden hebben te betalen, zoals verzoekster stelt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Uit de omstandigheid dat verweerster meerdere lopende betalingsverplichtingen heeft, kan dit in ieder geval niet zonder meer worden afgeleid. Daarvoor is dan toch ten minste vereist dat met name genoemde schulden niet of te laat worden voldaan. Hiervan is tot op heden niet gebleken. De verkorte jaarrekening waar verzoekster naar verwijst biedt hiervoor in ieder geval geen steun, nu dit de jaarrekening betreft over 2019 en het aannemelijk is dat de situatie sindsdien aanzienlijk is gewijzigd, zoals verweerster op de zitting ook heeft aangegeven.
3.3.
De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van WIJ AFVAL B.V., voornoemd.
Dit is de beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij griffie van het gerechtshof in Den Haag.