In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat Italië, door de aanvaarding van het verzoek om eiser over te nemen, heeft toegezegd het asielverzoek in behandeling te nemen volgens de Europese asielrichtlijnen. De rechtbank wijst op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waaruit volgt dat Italië zijn internationale verplichtingen zal nakomen.
Eiser heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat de opvangomstandigheden in Italië gebrekkig zijn en dat overdracht aan Italië in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris hierop gemotiveerd heeft gereageerd en dat eerdere rechtspraak geen aanleiding heeft gegeven om aan te nemen dat asielzoekers in Italië niet op toereikende opvang kunnen rekenen. Eiser heeft niet kunnen concretiseren waarom de motivering van de staatssecretaris onjuist zou zijn, en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.