4.2De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiseres aangevoerde bijzondere, individuele omstandigheden niet maken dat overdracht van een onevenredige hardheid getuigt.
De rechtbank stelt in dat verband vast dat verweerder van de juistheid van de informatie in het BIA-rapport uitgaat. Daaruit komt het volgende naar voren: eiseres is in haar land van herkomst besneden en vlak daarna, in maart 2020 uitgehuwelijkt aan een oudere man (45 jaar oud). Gedurende het huwelijk is zij meermaals verkracht en mishandeld. Na twee maanden getrouwd te zijn, heeft eiseres haar echtgenoot verlaten en haar moeder gevraagd om haar te helpen. Eiseres heeft drie maanden ondergedoken gezeten totdat haar moeder voldoende geld bij elkaar had zodat eiseres Somalië kon verlaten. Eiseres is blootgesteld aan zware reisomstandigheden. Zo zat zij vele uren in een overvolle vrachtwagen waar zij niet kon zitten en medepassagiers zijn gestikt. Ook is eiseres aan de verdrinkingsdood ontkomen. De boot waarop zij en ongeveer 80 andere vluchtelingen zaten, leed schipbreuk en de mensensmokkelaars hebben eiseres en de andere vluchtelingen aan hun lot overgelaten. Veel vluchtelingen zijn tijdens de schipbreuk omgekomen. Uit het BIA-rapport volgt dat eiseres psychologische ondersteuning nodig heeft vanwege opgelopen trauma. Daarbij komt dat eiseres op het moment van het indienen van de aanvraag in Nederland nog geen twee maanden meerderjarig was en bovendien ongewenst zwanger. Deze zwangerschap is geëindigd in een miskraam, zo verklaarde haar gemachtigde ter zitting.
Verweerder heeft al deze omstandigheden, onvoldoende kenbaar betrokken bij de beoordeling en daarmee onvoldoende gemotiveerd waarom in deze omstandigheden geen aanleiding wordt gezien de aanvraag in behandeling te nemen. De enkele stelling dat deze omstandigheden niet dusdanig bijzonder zijn, vindt de rechtbank een volstrekt ontoereikende motivering.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom verweerder de asielaanvraag van eiseres niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling neemt. Het beroep is om die reden gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
6. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Verzoek om een voorlopige voorziening
7. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat er is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
9. De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).