Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres 1] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Referent heeft tijdens de hoorzitting op 15 januari 2021 over zijn verschillende werkzaamheden in Syrië verklaard. Hij heeft een maand gewerkt in een mobieltjeswinkel en twee maanden als verkoper in een [bedrijf 1] . Ook verklaart hij tijdens die baantjes onder meer een opleiding computer driving licence (CDL), een cursus windows en office gevolgd te hebben. Zijn laatste betaalde baan voordat hij naar Nederland kwam, was bij een [bedrijf 2] (van maart 2015 tot 15 augustus 2015). Referent verklaart dat hij ongeveer 20.000 Syrische lire verdiende; dat is 13,52 euro. Met dit geld hielp referent zijn vader en zijn gezin. Referent is uit Syrië vertrokken toen hij 19 jaar was.
Referent heeft bij zijn aanvraag verklaard dat hij verloofd was. Later heeft hij uitgelegd dat dat dat niet klopte, dat hij dat alleen had verklaard om gezinshereniging aan te vragen omdat zij problemen had met haar familie, maar dat het niet meer was dan een normale relatie tussen twee jonge mensen: ze vonden elkaar leuk. De relatie heeft maar een paar maanden (juli 2015 en oktober 2015) geduurd.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de afwijzing van de aanvragen om de volgende redenen gegrond verklaard:
- Wat er ook zij van de vraag of referent ook bij zijn moeder woonde, niet ter discussie staat dat hij bij familie woonde. Onder die omstandigheden kan niet worden gesteld dat hij zelfstandig woonde;
- Uit een verloving mag verweerder in beginsel opmaken dat sprake is van een serieuze relatie die aan het aannemen van een feitelijke gezinsband met de moeder in de weg staat, maar daarover had verweerder referent moeten horen.
Ten aanzien van [eiseres 2] heeft verweerder geen familieleven aangenomen, omdat er geen hechte persoonlijke banden tussen haar en referent bestaan. Verweerder komt niet toe aan een belangenafweging.
5.2 In het arrest Azerkane [5] vat het EHRM onder verwijzing naar zijn eerdere arresten over de toetsing van familieleven tussen jongvolwassenen en hun ouders als volgt samen:
Daarvoor is allereerst van belang dat referent bij zijn vertrek 19 jaar was, dus nog maar net meerderjarig. Verder heeft referent nooit op zichzelf gewoond, maar altijd bij familieleden. Het feit dat hij niet bij zijn moeder heeft gewoond was bovendien geen vrijwillige keuze, maar het gevolg van het feit dat de ouders van referent zijn gescheiden en dat zijn moeder na de bombardementen in 2012 geen eigen huis meer had. Van zelfstandig wonen was, zoals ook de rechtbank in de eerdere uitspraak al heeft overwogen, dan ook geen sprake.
Wat betreft de verloving heeft verweerder inderdaad kunnen tegenwerpen dat referent bij zijn aanvraag gezegd heeft dat hij verloofd was en zijn verloofde ook naar Nederland wilde laten overkomen. In het gehoor heeft referent echter uitgelegd dat er geen sprake was van een verloving, dat hij daarover heeft gelogen, dat het in feite niet meer was dan een korte en voor zijn leeftijd normale relatie: ze vonden elkaar leuk en zij hebben slechts een paar maanden (tussen juli 2015 en oktober 2015) iets met elkaar gehad. Achteraf bleek dat zij officieel al met iemand anders verloofd was. Uit deze omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet van een langdurige bestendige relatie, die van zodanige aard is dat daaruit kan worden afgeleid dat referent bezig was om als het ware een eigen gezin te stichten.
Ten aanzien van de inkomsten van referent heeft referent in het gehoor aangegeven dat de inkomsten bij de [bedrijf 1] zo onbenullig waren dat hij ze niet heeft genoemd. Het daarna in de reparatiewinkel voor mobieltjes verdiende geld was een soort zakgeld. Met het laatste werk bij het [bedrijf 2] verdiende hij omgerekend zo’n 13,52 euro, welk bedrag hij deelde met zijn vader, stiefmoeder en zus. Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze feiten onvoldoende steun voor de conclusie dat hij daarmee in zijn eigen onderhoud heeft voorzien, in de betekenis die daaraan moet worden toegekend in het licht van de jurisprudentie van het EHRM.
De conclusie is dat uit al deze omstandigheden, in samenhang bezien, onvoldoende blijkt dat niet langer sprake is van beschermenswaardig familieleven tussen referent als 19 jarige en zijn moeder.