ECLI:NL:RBDHA:2021:13646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/5118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens connexiteitsvereiste

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning voor regulier met als doel 'arbeid als zelfstandige' had aangevraagd, kreeg op 31 juli 2021 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Hierop heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening alleen kan worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is, het zogenaamde connexiteitsvereiste. In deze zaak is het verzoek ingediend terwijl er nog bezwaar aanhangig was. Echter, op 22 september 2021 is er een beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. Verzoeker heeft tot op heden geen beroepschrift ingediend tegen deze beslissing, waardoor de termijn voor het indienen van beroep is verstreken. Het verzoek om een voorlopige voorziening is niet ingetrokken.

Aangezien niet langer voldaan wordt aan het connexiteitsvereiste, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft verder geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/5118
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor regulier met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is (connexiteitsvereiste).
2. Het verzoek is ingediend hangende bezwaar. Inmiddels is op 22 september 2021 een beslissing genomen op bezwaar waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard.
3. Verzoeker heeft tot op heden geen beroepschrift ingediend tegen deze beslissing op bezwaar zoals bedoeld in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb. De termijn voor het indienen van beroep is verstreken. Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening evenmin ingetrokken.
4. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open