ECLI:NL:RBDHA:2021:13645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
NL20.15166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw met betrekking tot vrouwenbesnijdenis van haar dochter

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 december 2021, wordt de asielaanvraag van een Nigeriaanse vrouw behandeld. De vrouw, eiseres, heeft op 4 mei 2021 een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij zij stelt dat zij en haar dochter risico lopen op vrouwenbesnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de zaak op 10 november 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet te vrezen heeft voor de besnijdenis van haar dochter. De rechtbank wijst op de beleidswijzigingen en de informatie uit het algemeen ambtsbericht over Nigeria, waaruit blijkt dat gendergerelateerd geweld en vrouwenbesnijdenis veelvoorkomende problemen zijn. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen binnen zes weken na deze uitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15166
V-nummers: [nummer], [nummer2] en [nummer3]

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

mede namens haar minderjarige kinderen,
[naam2 1]en
[naam3],
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 13 november 2018 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Doordat eiseres niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten is zij vervolgens in de gelegenheid gesteld om opnieuw een asielaanvraag in te dienen. Dit heeft zij op 3 juli 2019 gedaan.
2. Kort weergegeven heeft eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij problemen met de Nigeriaanse politie heeft vanwege de werkzaamheden van haar echtgenoot voor de IPOB [2] en dat zij onderweg in handen kwam van een mensenhandelaar die haar (en haar moeder) heeft bedreigd. [3] Ook heeft eiseres verklaard dat haar dochter niet besneden is. [4]
3. De asielaanvraag van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met de Nigeriaanse politie vanwege de werkzaamheden van de echtgenoot van betrokkene voor de IPOB;
Bedreiging door mensenhandelaren;
Betrokkenes dochter is een onbesneden vrouw.
Verweerder acht de relevante elementen 1, 3 en 4 geloofwaardig. Het tweede relevante element is door verweerder ongeloofwaardig geacht. De door eiseres gestelde vrees bij terugkeer voor mensenhandelaren wordt niet aannemelijk geacht en de door haar gestelde vrees voor vrouwenbesnijdenis van haar dochter bij terugkeer naar Nigeria wordt evenmin gevolgd.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. De rechtbank ziet aanleiding om eerst in te gaan op het relevante element ‘vrouwenbesnijdenis’. Op 17 juni 2021 heeft verweerder een brief verstuurd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (hierna: Kamerbrief) over beleidswijzigingen ten aanzien van het landgebonden asielbeleid voor Nigeria. [5] Uit deze Kamerbrief volgt onder andere dat de politie in Nigeria inefficiënt is door een gebrek aan capaciteit. Dit leidt tot gebrekkige ordehandhaving en gebrekkige bescherming van de burgers tegen criminaliteit en geweld. Aangenomen wordt daarom dat het in Nigeria niet mogelijk is om de bescherming in te roepen van de autoriteiten of van internationale organisaties, tenzij sprake is van concrete en individualiseerbare aanknopingspunten. Verder volgt uit de Kamerbrief dat gendergerelateerd geweld tegen vrouwen een veelvoorkomend en wijdverbreid fenomeen is in Nigeria. De familie, inclusief moeders en grootmoeders, speelt een grote rol in het standhouden van de praktijk van besnijdenis. Het landgebonden beleid ten aanzien van Nigeria wordt daarom zodanig aangepast dat wordt aangenomen dat een binnenlands beschermingsalternatief voor meisjes of vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt te vrezen voor gendergerelateerd geweld (inclusief vrouwenbesnijdenis), doorgaans niet aanwezig is, tenzij verweerder op grond van individuele omstandigheden kan concluderen dat de betreffende vreemdeling zich wel elders in Nigeria kan vestigen.
5. Eiseres heeft een beroep gedaan op deze beleidswijziging alsmede op het daaraan voorafgaande, meest recente algemeen ambtsbericht voor Nigeria van enkele maanden eerder. [6] Daarnaast heeft eiseres een beroep gedaan op het algemeen ambtsbericht Nigeria van juli 2018, een commentaar van de Asylum Research Company in samenwerking met VluchtelingenWerk Nederland, rapporten van EASO [7] en een notitie van VluchtelingenWerk Nederland. [8] Verweerder heeft ondeugdelijk gemotiveerd dat er geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade ten aanzien van de besnijdenis van haar dochter. Met het oordeel dat eiseres zich uit zal kunnen spreken tegen de besnijdenis van haar dochter, en haar dochter aan een eventuele besnijdenis kan onttrekken heeft verweerder miskend dat uit de landeninformatie blijkt dat vrouwenbesnijdenis het meest voorkomt onder de Yoruba en de Igbo, [9] volkeren waartoe eiseres behoort. Dat eiseres dit niet eerder heeft verklaard kan haar niet worden verweten gezien de wijze waarop het desbetreffende gehoor verlopen is. [10] Verder is meer onderzoek nodig om een eventuele afname in vrouwenbesnijdenis vast te kunnen stellen. Verweerder heeft voorts miskend dat onttrekking aan besnijdenis voor meisjes en vrouwen uit landelijke gebieden lastig is. Eiseres en haar dochter zijn ook afkomstig uit landelijk gebied, hetgeen verweerder niet heeft meegenomen bij de beoordeling van de vraag of zij zich kunnen onttrekken aan het risico op vrouwenbesnijdenis. Verweerder heeft ook miskend dat niet enkel de ouders het laatste woord hebben over de vraag of de dochter wel of niet besneden wordt, een grote rol is daarnaast immers ook weggelegd voor familieleden zoals grootmoeders. Tot slot heeft verweerder miskend dat eiseres haar dochter niet kan beschermen en ook geen bescherming kan krijgen van de Nigeriaanse autoriteiten.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit van 4 mei 2021 overwogen dat aan eiseres tijdens het gehoor vragen zijn gesteld over vrouwenbesnijdenis en zij verklaard heeft dat het niet noodzakelijk is om haar dochter te laten besnijden bij terugkeer naar Nigeria. Gelet op deze verklaring en de informatie uit het algemeen ambtsbericht van Nigeria [11] wordt overwogen dat eiseres zich zal kunnen uitspreken en haar dochter aan een eventuele besnijdenis zal kunnen onttrekken in Nigeria. Uit dit ambtsbericht volgt verder dat besnijdenis landelijk is verboden in Nigeria en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in haar geval de wet niet zou worden nageleefd en zij zich niet zou kunnen onttrekken aan de besnijdenis van haar dochter. Van eiseres mag een proactieve houding worden verwacht nu zij tegen besnijdenis van haar dochter is. De stelling in de zienswijze dat besnijdenis een grote rol speelt in haar gemeenschap en dat zij hiervan ook op de hoogte is, wordt door verweerder niet gevolgd aangezien dit haaks staat op hetgeen zij heeft verklaard in het nader gehoor. De tegenwerping dat er voor eiseres een mogelijkheid is om zich voor bescherming te wenden tot overheidsactoren heeft verweerder op zitting laten vallen en legt hij niet langer ten grondslag aan het bestreden besluit. Een binnenlands vestigingsalternatief is niet aan eiseres tegengeworpen.
7. De rechtbank stelt vast dat er aan eiseres in totaal, namelijk tijdens het nader gehoor van 25 februari 2021, vijf inhoudelijke vragen zijn gesteld ten aanzien van het onderwerp vrouwenbesnijdenis. Zo staat op pagina 21 van het verslag van het nader gehoor het volgende:
Mag ik u een vraag stellen over vrouwenbesnijdenis?
Ja.
Is dit gebruikelijk in uw gemeenschap?
Ik weet het niet, ik weet dat sommigen het doen, het is iets van een
stammengemeenschap.
Weet u of u zelf besneden bent?
Ik weet het niet. Ik heb het mijn moeder niet gevraagd.
Kunt u zich herinneren of er vroeger in uw omgeving besnijdenissen
plaatsvonden?
Nee.
Is uw dochter besneden?
Nee.
Als ze terug zou zijn in Nigeria, zou haar dat kunnen gebeuren?
Ik denk niet dat het noodzakelijk is.
8. In het algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 is een hele paragraaf opgenomen over de invloed van grootmoeders op de keuze voor besnijdenis. [12] Dit ambtsbericht dateert van vóór het bestreden besluit. Uit dit algemeen ambtsbericht Nigeria en in lijn daarmee vervolgens ook de Kamerbrief volgt dat gendergerelateerd geweld tegen vrouwen een veelvoorkomend en wijdverbreid fenomeen is in Nigeria en dat de familie, inclusief moeders en grootmoeders, een grote rol speelt in het standhouden van de praktijk van besnijdenis. De rechtbank stelt vast dat aan eiseres niet is gevraagd of vrouwenbesnijdenis binnen haar familie voorkomt en hoe haar familie hier over denkt. Alhoewel het aan eiseres is om zelf alle relevante elementen van haar asielrelaas naar voren te brengen, hebben de door verweerder gestelde vragen onvoldoende ruimte geboden aan eiseres om te verklaren op dit punt. Gelet op de (gesloten) vraagstelling in het nader gehoor, de informatie uit het algemeen ambtsbericht die ten tijde van het bestreden besluit bij verweerder bekend was, de inhoud van de Kamerbrief en het feit dat verweerder de tegenwerping dat er voor eiseres een mogelijkheid is om zich voor bescherming te wenden tot overheidsactoren ter zitting heeft laten vallen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet heeft te vrezen voor de besnijdenis van haar dochter.
9. Het bestreden besluit is daarmee genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechtbank ziet aanleiding verweerder de gelegenheid te geven dit gebrek te herstellen. [13] Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
10. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de overige beroepsgronden en over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Indigenous People of Biafra.
3.Pagina’s 13 en 14 van het verslag van het nader gehoor.
4.Pagina 21 van het verslag van het nader gehoor.
5.Met als kenmerk: 3343944.
6.Van maart 2021.
7.Van juni 2017 en 3 november 2018.
8.Van 18 mei 2021.
9.Onder verwijzing naar de National Demographic and Health Survey (NDHS) uit 2013. Zie ook Algemeen Ambtsbericht Nigeria van 27 juli 2018.
10.Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat het gehoor op verschillende dagen heeft plaatsgevonden en dat zij langdurig heeft moeten reizen om het gehoor bij te kunnen wonen. Dit alles heeft haar onevenredig veel stress opgeleverd en haar concentratievermogen beperkt.
11.Pagina 85 van het algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021.
12.Pagina 86 van het algemeen ambtsbericht van maart 2021.
13.Op grond van artikel 51a, eerste lid, van de Awb.