ECLI:NL:RBDHA:2021:13630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
619945 KG ZA 21-1031
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende straat- en contactverbod na beëindiging van een affectieve relatie met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad die in 2012 is beëindigd. Uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren, die bij de vrouw wonen. De vrouw heeft een straat- en contactverbod tegen de man gevorderd, omdat hij herhaaldelijk ongevraagd contact met haar en de kinderen heeft gezocht, wat heeft geleid tot angst en onveiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man inbreuk maakt op de privacy van de vrouw en de kinderen, en dat er een spoedeisend belang is voor de vrouw om deze vorderingen toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gevorderde straat- en contactverbod in het belang van de vrouw en de kinderen is, en heeft de man verboden zich gedurende een jaar te bevinden in de straten waar de vrouw en de kinderen wonen en naar school gaan. Tevens is de man verboden om de vrouw en de kinderen op enige wijze te benaderen. De vrouw is gemachtigd om deze verboden te laten handhaven met behulp van de politie. Beide partijen zijn verplicht om hun eigen proceskosten te dragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel – voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 619945 KG ZA 21-1031
Vonnis in kort geding van 9 december 2021
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. N.M.A. van Voorst te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties;
- het verweer van de man met 4 producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad. Deze relatie is in 2012 beëindigd.
2.2.
Uit de relatie zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, te weten [minderjarige 1] op [geboortedag 1] 2005 te [plaats 3] en [minderjarige 2] op [geboortedag 2] 2008 te [plaats 4] (hierna samen: de kinderen). De kinderen wonen bij de vrouw.
2.3.
Bij beschikking van 4 december 2020 heeft de rechtbank Den Haag bepaald dat voortaan alleen de moeder het gezag toekomt over de kinderen. Tevens is een stopzetting van het contact tussen de man en de minderjarige kinderen toegewezen in die zin, dat de eerder tussen partijen overeengekomen zorgregeling wordt beëindigd en vastgesteld is dat er op dit moment geen omgang plaatsvindt. De vader is tegen de beschikking in hoger beroep gekomen. Het hof Den Haag heeft de beschikking van de rechtbank op 6 oktober 2021 bekrachtigd.
2.4.
De kinderen zijn al jaren onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is in hoger beroep bij beschikking van de kinderrechter van 8 april 2021 verlengd tot 11 april 2022. De huidige jeugdbeschermer is mevrouw [X] .

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert zakelijk weergegeven:
I. de man te verbieden zich te bevinden:
A. in de straat waarin de vrouw en de kinderen wonen/hun gewone verblijfplaats hebben, te weten aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] ;
B. in de straat van de school, in de school of het schoolplein van de school van de kinderen te weten het Floracollege te Naaldwijk, alsmede het Driestar college te Leiden;
II. de man te verbieden de vrouw of de kinderen aan te spreken, hetzij persoonlijk, hetzij
telefonisch, dan wel op enige andere wijze, hetzij persoonlijk, hetzij schriftelijk, hetzij via internet, te benaderen, waaronder ook begrepen het sturen van e-mail en Whatsapp-berichten;
III. met machtiging een overtreding van de onder I. en II. verzochte verboden te kunnen beëindigen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
IV. op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum van
€ 75.000,- en met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De man maakt telkenmale ernstig inbreuk op de privacy van de vrouw en de kinderen en jaagt hen angst aan. Aldus gedraagt de man zich onrechtmatig. De vrouw heeft om die reden een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Voor een straat- en contactverbod is, gelet op het in de persoonlijke vrijheid van de man ingrijpende karakter ervan, slechts plaats wanneer de veiligstelling van de persoonlijke vrijheid van de vrouw (en de kinderen) tegen inbreuken daarop door de man op geen andere wijze te bereiken is. De vrouw heeft aangevoerd dat de man herhaaldelijk ongevraagd contact opneemt en zij en de kinderen de pogingen van de man om fysiek en schriftelijk contact te zoeken ervaren als hinderlijk, intimiderend en onveilig. Het opzoeken van contact zorgt bij de kinderen bovendien voor veel stress en onrust, aldus de vrouw.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de man de afgelopen periode geregeld ongevraagd contact heeft gezocht. Dat heeft tot grote spanningen bij de vrouw en de kinderen geleid, hetgeen niet in hun belang moet worden geacht. Zo heeft de man bijvoorbeeld op 30 maart 2021 een e-mail gestuurd naar de jeugdbeschermer van de bij het gezin betrokken gecertificeerde instelling, mevrouw [X] , waarin onder meer staat:

Wil deze week, uiterst zaterdag van face to face contact met mijn dochters hebben.
Zo niet dan voel ik mij gedwongen om zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op school op te gaan zoeken om met hun een praatje te maken.
Onweersproken is daarnaast dat de man op in ieder geval twee verschillende momenten, te weten 5 oktober 2021 en omstreeks 7 oktober 2021, onverwacht voor het huis van de vrouw stond in een poging weer contact te leggen. Naast deze (dreiging van) fysiek contact heeft de man tevens veel e-mails aan de vrouw gestuurd die door haar als zeer onprettig zijn ervaren De vrouw heeft herhaaldelijk (via haar advocaat) aan de man te verstaan gegeven dat geen prijs wordt gesteld op verder contact, maar dat heeft niet mogen baten. Dat gedrag van de man strookt niet met de vaststelling in de beschikking van het hof Den Haag van 6 oktober 2021 (overweging 5.12 en 5.16) dat het in het belang is van de kinderen dat er thans rust wordt gecreëerd. De kinderen hebben in diverse juridische procedures aangegeven dat zij geen contact en bemoeienis meer willen met en van hun vader en dat indien de kinderen uit zichzelf (al dan niet in overleg met de jeugdbeschermer) hernieuwde belangstelling hebben voor contact met de man en daartoe initiatief nemen, het de man vrij staat om op dit contact met de kinderen in te gaan.
4.3.
Onder voormelde omstandigheden oordeelt de voorzieningenrechter dat het in het belang van de vrouw én de kinderen is dat het gevorderde straat- en contactverbod wordt toegewezen. Weliswaar heeft de man aangevoerd dat hij bij zijn pogingen contact te leggen geen kwaad in de zin heeft en dat hij graag zijn kinderen wil zien, maar dat maakt het oordeel niet anders. Het is nu immers essentieel dat er rust komt, waardoor mogelijk op termijn weer ruimte komt voor hernieuwd contact van de kinderen met hun vader. Het straatverbod zal worden toegewezen zoals is gevorderd. Het verweer van de man dat het straatverbod betreffende de straat waar de vrouw woont in [plaats 1] en dat voor het schooladres in Naaldwijk niet kan worden toegewezen omdat de man daar in de buurt zakelijke relaties heeft, wordt verworpen. Daargelaten dat niet is gebleken dat de betreffende relaties niet via een alternatieve route kunnen worden bereikt, heeft de man de mogelijkheid desgewenst telefonisch of via een medewerker contact met de betreffende bedrijven op te nemen en/of eventuele handelswaar online te bekijken en te bestellen. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding de looptijd van de op te leggen verboden te beperken tot een jaar na vonnisdatum. Daarbij weegt mee dat van de jeugdbeschermer kan worden verwacht te blijven nagaan of er bij de kinderen op termijn draagvlak gaat ontstaan voor hernieuwd contact met hun vader en de contacten kunnen normaliseren.
4.4.
De voorzieningenrechter begrijpt overigens wel dat het voor de man verwarrend is geweest dat de vrouw in augustus jl. zelf met hem contact heeft gezocht. Om te voorkomen dat de vrouw daar in een opwelling opnieuw toe overgaat is daarom met partijen ter zitting besproken dat het in de rede ligt dat een contactverbod
over en weergaat gelden (voor zowel de man als de vrouw). De man en de vrouw hebben daar ter zitting beiden, mede in het belang van de kinderen, mee ingestemd.
4.5.
Voor alle duidelijkheid benadrukt de voorzieningenrechter dat het aan de vrouw op te leggen contactverbod niet betekent dat de vrouw haar wettelijke informatieverplichtingen jegens de man niet langer behoeft na te komen. Zij zal dus verplicht blijven de man schriftelijk op de hoogte te houden van het wel en wee van de kinderen. De vrouw heeft ter zitting verklaard daartoe ook bereid te zijn en de man met regelmaat en in ieder geval maandelijks (weer) schriftelijk te zullen informeren over de kinderen en daarmee te voldoen aan de hiervoor genoemde verplichting. Daarbij zal zij ook geregeld een recente foto van de kinderen meesturen.
4.6.
De man heeft ter zitting nog gevraagd of hij zijn persoonlijke bezittingen van de vrouw kan terugkrijgen, met name foto’s. De vrouw heeft ter zitting aangegeven niet precies te weten over welke bezittingen dit gaat, maar zij heeft toegezegd dat zij bereid is kopieën te maken van foto’s en deze vervolgens aan de man op te sturen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de vrouw deze toezegging gestand zal doen.
4.7.
Tot slot heeft de man aangegeven op leeftijd te zijn en te willen weten of de kinderen zijn bedrijf eventueel later over zouden willen nemen. De voorzieningenrechter heeft de man te kennen gegeven dat hij desgewenst een brief mag schrijven aan de kinderen met de vraag of zij het bedrijf (te zijner tijd) over zouden willen nemen. Het is vervolgens aan de kinderen of zij hierop inhoudelijk willen reageren. Verder initiatief voor contact met de kinderen vanuit de man moet gedurende het lopende contactverbod achterwege blijven.
4.8.
Zoals ter zitting besproken zullen de opgelegde verboden worden versterkt met een dwangsom. De dwangsom zal wel worden gematigd en gemaximeerd op na te melden wijze.
4.9.
In de omstandigheid dat partijen partners van elkaar waren en dit een procedure van familierechtelijke aard betreft, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de man zich voor de duur van een jaar na heden te bevinden:
a. in de [straatnaam] te [plaats 1] ;
b. in de straat van de school, in de school of op het schoolplein van de kinderen, te weten het Floracollege te Naaldwijk, alsmede het Driestar College te Leiden;
5.2.
verbiedt de man gedurende een jaar na heden om de vrouw en/of de kinderen aan te spreken, hetzij persoonlijk, hetzij telefonisch, dan wel op enige andere wijze te benaderen, waaronder via internet of via het sturen van e-mails of Whatsapp-berichten, met uitzondering van een enkele brief met de vraag of de kinderen het bedrijf van de man over zouden willen nemen (op termijn);
5.3.
machtigt de vrouw om de straatverboden – zo nodig – te doen naleven met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
5.4.
bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere keer dat hij één van de voorgaande verboden overtreedt, met een maximum van € 25.000,-;
5.5.
verbiedt de vrouw om de man gedurende een jaar na heden aan te spreken, hetzij persoonlijk, hetzij telefonisch, dan wel op enige andere wijze te benaderen, waaronder via internet of via het sturen van e-mails of Whatsapp-berichten, met uitzondering van de schriftelijke informatie als bedoeld in r.o. 4.5.;
5.6.
bepaalt dat de vrouw een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere keer dat zij het voorgaande verbod overtreedt, met een maximum van € 25.000,-;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021.