ECLI:NL:RBDHA:2021:13615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om een militair invaliditeitspensioen na afwijzing van de aanvraag en ongegrondverklaring van het bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een voormalig marinier, en de minister van Defensie over de afwijzing van zijn aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen. De eiser, die lijdt aan een aangeboren afwijking van de lage rug, had zijn aanvraag op 3 juli 2020 ingediend, maar deze werd afgewezen. Het bezwaar dat hij hiertegen indiende, werd op 12 november 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 1 december 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren toegelicht. Eiser stelde dat hij niet adequaat was gehoord over zijn bezwaren, mede omdat hij op de Filipijnen woont en niet tijdig kon reageren op de uitnodiging voor een hoorzitting. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren kenbaar te maken en dat hij niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. Dit werd als zijn eigen risico beschouwd.

De rechtbank heeft ook de verzekeringsgeneeskundige rapportages van de verzekeringsarts H.G. Goedhard en R. Bhaggoe beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat deze rapportages onzorgvuldig waren en dat de afwijzing van de aanvraag voor het invaliditeitspensioen op juiste gronden was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de aangeboren rugafwijking van eiser zich als een autonoom proces ontwikkelt, onafhankelijk van de militaire dienst, en dat er geen bewijs was dat de militaire dienst een significante invloed had op de verergering van zijn aandoening.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenvergoeding aan eiser toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8059

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], Filipijnen, eiser

(gemachtigde: mr. H.J.G. Dudink),
en

de minister van Defensie (voorheen de staatsecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.A.L. Knoben).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een militair invaliditeitspensioen (mip) afgewezen.
Bij besluit van 12 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is als marinier werkzaam geweest in de periode van oktober 1977 tot november 1981. Eiser is lijdende aan een aangeboren afwijking van de lage rug.
In deze zaak gaat het over de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd (verergerend) dienstverband te aanvaarden voor de bij eiser geconstateerde lage rugklachten (lumbalisatie S1 en lumbale scoliose naar rechts).
Wat vinden eiser en verweerder?
2. Eiser vindt dat hij door verweerder gehoord had moeten worden over zijn bezwaren. Eiser woont op de Filipijnen waar de infrastructuur niet hetzelfde is als in Nederland. Eiser kon daarom niet tijdig reageren op de vraag of hij op een hoorzitting gehoord wilde worden. Hij begreep niet dat hem een termijn was gesteld waarbinnen hij moest aangeven dat hij gehoord wilde worden.
Eiser stelt dat geen enkel onderzoek is gedaan naar de medische situatie van eiser ten tijde van het opkomen in militaire dienst en de relatie tot de huidige klachten. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake zou kunnen zijn van verergerend dienstverband.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser per brief van 10 augustus 2020, ook aan eiser verzonden per e-mail, is gevraagd of hij zijn bezwaren op een hoorzitting wil toelichten. Eiser is verzocht binnen 8 weken te reageren. Indien binnen deze termijn geen reactie wordt ontvangen, wordt de bezwaarprocedure voortgezet. Eiser heeft op 13 augustus 2020 op deze e-mail gereageerd. Daarbij heeft hij een scan van de ingevulde medische machtiging meegezonden. Eiser had daarbij ook aan kunnen geven dat hij gehoord wilde worden op een hoorzitting of dat hij wel gehoord wilde worden maar niet in staat was daarvoor naar Nederland te reizen.
Indien eiser niet heeft begrepen dat hij had moeten reageren om gehoord te worden, dient dat voor zijn risico te blijven. Eiser had ook juridisch advies kunnen inwinnen.
Nu eiser niet binnen 8 weken heeft aangegeven dat hij wenste te worden gehoord, mocht verweerder op grond van artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan afzien om eiser te horen over zijn bezwaren.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 26 juni 2020 van de verzekeringsarts H.G. Goedhard en de reactie op het bezwaarschrift van 8 november 2020 van de verzekeringsarts R. Bhaggoe. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat deze verzekeringsgeneeskundige rapportage is gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek. Er was geen aanleiding om eiser lichamelijk te onderzoeken, nu zijn aandoening vast stond. De informatie van de behandeld artsen is bij het onderzoek betrokken. De verzekeringsgeneeskundige rapportage is inzichtelijk en bevat heldere conclusies. Na de militaire dienst ontwikkelt de aangeboren rugafwijking zich als een autonoom proces waarop de uitoefening van de militair dienst een marginale invloed heeft.
Verweerder heeft de aanvraag om een militair invaliditeitspensioen dan ook op juiste gronden afgewezen.
Indien bij de aanstellingskeuring de aangeboren rugafwijking van eiser niet zou zijn onderkend, volgt hieruit nog niet dat de uitoefening van de militaire dienst een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan, tot uiting komen of verergeren van de rugaandoening.
3.3.
Het beroep is ongegrond.
3.4.
Er is geen reden verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van eiser.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.