ECLI:NL:RBDHA:2021:13614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
09/006133-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelier met vuurwapen en vuisthamer

Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 november 2020 samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd op een juwelier in Katwijk. De verdachte heeft tijdens de overval het slachtoffer, de juwelier, met een vuisthamer en een vuurwapen bedreigd en geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de overval heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die is geleden door de slachtoffers en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/006133-21
Datum uitspraak: 10 december 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 26 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J. Algera, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd op de terechtzitting van 2 juni 2021. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij op 20 november 2020 te Katwijk tezamen en in vereniging met anderen een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in het winkelpand van [naam juwelier] heeft begaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020351070, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1133).
Aangezien de verdachte het hem ten laste gelegde heeft bekend, hij nadien niet anders heeft
verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de
rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid,
van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 november 2021, voor zover inhoudende:
U toont mij een video. U zegt mij dat het een video is van de overval op [naam juwelier] in Katwijk op 20 november 2020. Ik ben de overvaller met de hamer. Ik ben vanuit de auto naar de juwelier gelopen. Ik ben naar binnengegaan en heb geschreeuwd: “Overval!” en dat iedereen op de grond moest gaan liggen. Ik ben in de juwelier naar de vitrines gerend en heb sieraden weggegrist. Ik heb die sieraden in de buddyseat van de scooter gegooid. Ik ging een tweede keer naar binnen. Toen heb ik horloges weggegrist. Ik zag dat de deur toen dichtviel. Ik zag dat twee collega’s van [naam juwelier] naar achter renden. Ik ben ze achterna gerend. Ik zag dat de deurhendel dichtgedraaid was. Ik heb twee keer geslagen op de deur. Het klopt dat ik met iemand anders was en het klopt dat we voorafgaand plannen hebben gemaakt over hoe we het zouden aanpakken. Het klopt dat ik het slachtoffer [naam juwelier] heb geslagen met de hamer. In mijn beleving heb ik hem een stuk of twee keer geraakt. Ik wist dat [medeverdachte 1] een vuurwapen zou meenemen.
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , opgemaakt op 22 november 2020, zoals vermeld op pagina 37 tot en met 42;
3. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 31 tot en met 33;
4. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 6] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 86 en 87;
5. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 88 en 89;
6. het proces-verbaal van verhoor van de [getuige 3] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 94 en 95;
7. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 103 tot en met 106;
8. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 5] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 107 tot en met 110;
9. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 26 november 2020, zoals vermeld op pagina 140 en 141;
10. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , opgemaakt op 26 november 2020, zoals vermeld op pagina 142 tot en met 144;
11. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 6] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 153 tot en met 155;
12. het proces-verbaal van verhoor van de [getuige 7] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 162 tot en met 164;
13. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 8] , opgemaakt op 20 november 2020, zoals vermeld op pagina 166 tot en met 168;
14. het proces-verbaal van bevindingen (gebruik vuurwapen), opgemaakt op 4 december 2020, zoals vermeld op pagina 368 tot en met 381;
15. Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [naam juwelier] , opgemaakt op 22 november 2020, p. 111 tot en met 119.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 20 november 2020 te Katwijk tezamen en in vereniging met anderen, in een winkelpand (perceel Voorstraat 23), één horloge (merk Rolex) en sieraden,
dietoebehoorde
naan [naam juwelier] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen
- [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 6] en [getuige 1] en/of
- [getuige 3] en [getuige 4] en [getuige 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [getuige 6] en [getuige 7] en [getuige 8] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( al dan niet met gemaskerd gezicht) [naam juwelier] binnen te gaan en
- een vuisthamer te tonen en
- vervolgens te zeggen/roepen "Liggen, liggen, overval, overval" en "Dit is een overval, op de grond liggen iedereen" en
- vervolgens [slachtoffer 7] meermalen met kracht met een vuisthamer en een vuurwapen, op het hoofd en het lichaam te slaan en
- op [slachtoffer 8] af te rennen en
- met een vuisthamer op de deur (van de keuken/kluisruimte) te slaan (waar achter die [slachtoffer 8] en [slachtoffer 6] en en/of [getuige 1] zich bevonden) en
- met voornoemd vuurwapen te zwaaien en/of voornoemd vuurwapen te tonen aan en/of te richten op aldaar aanwezig winkelend publiek en/of omstanders (o.a. voornoemde [getuige 3] en [getuige 4] en [getuige 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [getuige 6] en [getuige 7] en
[getuige 8]) en daarbij te schreeuwen/roepen "weg(wezen)" en/of "niet kijken" en
- voornoemd vuurwapen proberen door te laden en
- met voornoemd vuurwapen op het slot van de deur van dat winkelpand te richten en proberen te schieten en tegen voornoemde deur te trappen en te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, het ontbreken van relevante justitiële documentatie en met de open, bekennende houding van de verdachte. De zaken die de officier van justitie heeft aangehaald in haar requisitoir zijn niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak, omdat in deze zaak geen poging tot (gekwalificeerde) doodslag ten laste is gelegd. Ook heeft hij het opleggen van reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon gewelddadige overval op [naam juwelier] te Katwijk. Daaraan voorafgaand hebben zij de winkel en omgeving voorverkend, een vluchtscooter met gestolen kentekenplaten klaargezet en een vuurwapen met munitie geregeld. De verdachte en [medeverdachte 1] zijn gewapend met het vuurwapen en een zware vuisthamer de winkel ingegaan. De poging van [naam juwelier] om hen te beletten sieraden mee te nemen heeft hen niet weerhouden hun plan door te zetten. Wat volgde was een explosie van geweld, waarbij de verdachte en [medeverdachte 1] rake klappen op het hoofd en de knie van de juwelier hebben gegeven met de hamer en het vuurwapen. Het leidt geen twijfel dat het slachtoffer door de inwerking van die klappen op zijn slaap het leven had kunnen laten. De medeovervaller heeft zijn vuurwapen gericht op vele voorbijgangers in de drukke winkelstraat en heeft daarmee ook buiten de winkel voor een onveilige en angstaanjagende situatie gezorgd. Na al dit geweld is de verdachte opnieuw de winkel ingegaan om ook nog een Rolex-horloge buit te maken, waarbij het al hevig bloedende slachtoffer nogmaals klappen op zijn hoofd te verduren kreeg. Dat laatste rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte en zijn medeovervaller hebben enkel oog gehad voor hun eigen gewin en – om dat te bereiken – het gebruik van fors geweld niet geschuwd. De planning van de overval en dit ogenschijnlijk gewetenloze gedrag verhouden zich bezwaarlijk met een gewetensvolle bekentenis. De rechtbank acht de verdachte in zijn bekentenis eerder berekenend dan berouwvol. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij eerder dacht “ermee weg te komen”, wat doet vermoeden dat het motief van de verdachte om te bekennen niet uit berouw is voortgekomen. Onduidelijk is gebleven en zal blijven of de bekentenis ook gevolgd zou zijn als het belastende forensische bewijs niet gevonden zou zijn. De aanvankelijke verklaringen van verdachte met een volledig andere lezing wijzen daar niet op. De rechtbank zal dan ook met zijn bekentenis ter terechtzitting niet in strafmatigende zin rekening houden.
De gewelddadige overval heeft grote impact gehad op [slachtoffer 7] en zijn personeel. Zijn hoofdverwonding is met zeventien hechtingen gedicht en heeft een blijvend ontsierend litteken achtergelaten. Daarnaast heeft hij bij de overval een gebroken knie opgelopen, waarvoor hij een operatie heeft moeten ondergaan. Tot op de dag van de zitting is het slachtoffer niet in zijn motoriek hersteld. De verwachting is dat hij altijd kreupel zal blijven. [getuige 1] heeft blijkens de slachtofferverklaring van [slachtoffer 7] vanwege psychische klachten maandenlang niet in de juwelier kunnen werken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Gelet op de ernst van het feit, het planmatige karakter daarvan en de buitensporige mate van geweld, is geen andere straf passend dan een langdurige gevangenisstraf. Dat aan de verdachte geen poging tot (gekwalificeerde) doodslag ten laste is gelegd doet niets af aan de ernst van het feit en het kwalijke van het handelen van de verdachte. De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van acht jaren passend en geboden en zal deze dan ook opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
De vordering van [slachtoffer 7]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 100.550,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 60.550,- aan materiële schade, te weten schade als gevolg van de diefstal van het horloge van het merk Rolex en (andere) sieraden, en € 40.000,- aan immateriële schade.
De vorderingen van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [getuige 1]
[slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [getuige 1] hebben zich eveneens als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen ieder een bedrag van € 6.000,- aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft [getuige 1] een bedrag van € 46,26 gevorderd aan vergoeding voor materiële schade, te weten kosten voor psychosociale hulp, te vermeerderen met de wettelijke rente. Op dat bedrag is al in mindering gebracht de vergoeding die zij heeft ontvangen van haar zorgverzekering.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voldoende zijn onderbouwd en heeft gevorderd alle vorderingen geheel en hoofdelijk toe te wijzen. De officier van justitie heeft eveneens gevorderd aan de verdachte hoofdelijk maatregelen van schadevergoeding op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer 7]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade, die ziet op het weggenomen horloge, kan worden vastgesteld op € 17.000,-. De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de weggenomen sieraden. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat deze niet is onderbouwd en dat daarnaast geen sprake lijkt te zijn van een medische eindtoestand. De raadsman heeft verzocht een bedrag van niet meer dan € 10.000,- tot € 15.000,- als voorschot aan de benadeelde partij toe te kennen.
De vorderingen van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [getuige 1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie die voorlag in het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarop ter onderbouwing van de vorderingen een beroep is gedaan, niet gelijk is te stellen aan de onderhavige. De raadsman heeft op grond daarvan verzocht de vorderingen af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze te ingewikkeld zijn en daardoor de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 7]
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting wordt vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, te weten de diefstal van een horloge van het merk Rolex en een aantal ringen. [naam juwelier] heeft in zijn aangifte verklaard dat de weggenomen Rolex een waarde had van ongeveer € 17.000,‑. Ter terechtzitting is door de advocaat van [slachtoffer 7] aangevoerd dat dat bedrag niet de verkoop-, maar de inkoopwaarde betrof. Van de inkoop van het horloge zijn geen stukken overgelegd. De rechtbank zal de hoogte van de schade ten aanzien van de Rolex vaststellen op € 17.000,‑, nu dat het bedrag is dat [slachtoffer 7] in zijn aangifte heeft genoemd. Voor een hogere vergoeding voor deze schadepost is geen grond; de inkoopwaarde is het bedrag waarmee het vermogen van benadeelde is verminderd, niet ook de gederfde winst. Het meer gevorderde wordt afgewezen. De hoogte van de vordering ten aanzien van de ringen is niet betwist door de verdediging en is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dus dit gedeelte van de vordering toewijzen.
De immateriële schade die [slachtoffer 7] heeft geleden komt op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking, omdat sprake is van een aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel. Ook psychisch letsel komt voor vergoeding in aanmerking, omdat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (ECLI:NL:HR:2019:376).
Anders dan bepleit, is de vordering voldoende onderbouwd met medische stukken. Bij het vaststellen van de hoogte van de immateriële schade, neemt de rechtbank mede in aanmerking de aard en ernst van het letsel en de verwachting ten aanzien van het herstel daarvan. De benadeelde partij heeft een operatie aan zijn knie moeten ondergaan en zal een groot ontsierend litteken in zijn gezicht houden. De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking de vergoedingen die in soortgelijke gevallen worden toegekend. De rechtbank zal naar billijkheid de immateriële schade vaststellen op € 20.000,-. Het overig gevorderde zal worden afgewezen.
De rechtbank acht aldus billijk aan de benadeelde partij een bedrag toe te wijzen van in totaal € 68.050,-, bestaande uit € 48.050,- als vergoeding voor materiële schade en € 20.000,- als vergoeding voor immateriële schade.
De vorderingen van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [getuige 1]
De door de benadeelde partij [getuige 1] gevorderde materiële schadevergoeding is niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende direct verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de geleden schade door de benadeelde partij. Derhalve zal zij de gevorderde schade toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor immateriële schade door de benadeelde partijen [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [getuige 1] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Ook voor hen geldt dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Anders dan de raadsman, acht de rechtbank de vorderingen van eenvoudige aard. De rechtbank zal de immateriële schade vaststellen op € 2.000,- ten aanzien van [slachtoffer 6] en [getuige 1] . Aan [slachtoffer 7] zal de rechtbank een bedrag toekennen van € 2.500,-. Dit bedrag is hoger dan het aan de anderen toegekende bedrag, omdat deze benadeelde tijdens de overval direct geconfronteerd is met de geweldsuitoefening op zijn vader. De rechtbank zal de vorderingen voor het overige afwijzen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal ten aanzien van alle vorderingen de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 november 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met medeverdachten heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk, zij het dat ten aanzien van de [medeverdachte 2] geldt dat deze hoofdelijke aansprakelijkheid wat de vordering van [slachtoffer 7] betreft € 58.050,- beloopt. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de medeverdachten een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregelen
Om te bevorderen dat de schade daadwerkelijk door de verdachte en/of zijn mededaders wordt vergoed, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de hierboven vermelde bedragen. De rechtbank bepaalt daarbij dat indien het bedrag niet (volledig) wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur als hierna onder 9 vermeld.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk te betalen:
- aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] : een bedrag van
€ 68.050,-, bestaande uit € 48.050,- aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade;
- aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] : een bedrag van
€ 2.500,-, bestaande uit immateriële schade;
- aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] : een bedrag van
€ 2.000,-, bestaande uit immateriële schade;
- aan de benadeelde partij [getuige 1] : een bedrag van
€ 2.046,26, bestaande uit € 46,26 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade;
alle vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 november 2020 tot aan de dag waarop deze vorderingen zijn betaald;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk
de verplichtingen op tot betaling aan de Staatvan:
- een bedrag van € 68.050,-, ten behoeve van [slachtoffer 7] ;
- een bedrag van € 2.500,-, ten behoeve van [slachtoffer 8] ;
- een bedrag van € 2.000,-, ten behoeve van [slachtoffer 6] ;
- een bedrag van € 2.046,26, ten behoeve van [getuige 1] ;
alle vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 november 2020 tot aan de dag waarop deze bedragen zijn betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet de volledige bedragen betaalt en/of niet de volledige bedragen op hem kunnen worden verhaald, per schadevergoedingsmaatregel gijzeling kan worden toegepast
voor de duur van respectievelijk 270, 35, 30 en 30 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte en/of zijn mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte en/of zijn mededaders het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 20 november 2020 te Katwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (perceel Voorstraat 23), één of meer horloge(s) (merk Rolex) en/of siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel often dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam juwelier] en/of [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
- [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [getuige 1] althans het aldaar verder aanwezige winkelpersoneel en/of
- [getuige 3] en/of [getuige 4] en/of [getuige 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [getuige 6] en/of [slachtoffer 9] en/of [getuige 7] en/of [getuige 8] althans het/de aldaar aanwezige winkelend publiek en/of omstanders,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( al dan niet met gemaskerd gezicht) [naam juwelier] binnen te gaan en/of
- een (vuist)hamer te tonen en/of
- ( vervolgens) te zeggen/roepen "Liggen, liggen, overval, overval" en/of "Dit is een overval, op de grond liggen iedereen", althans woorden van soortgelijke dreigende strekking en/of aard en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer 7] meermalen althans éénmaal met kracht met een (vuist)hamer en/of een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- op [slachtoffer 8] af te rennen en/of
- meermalen althans éénmaal met een (vuist)hamer op de deur (van de keuken/kluisruimte) te slaan (waar
achter die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of en/of [getuige 1] zich bevonden) en/of
- met voornoemd vuurwapen te zwaaien en/of voomoemd vuurwapen te tonen aan en/of te richten op aldaar
aanwezig winkelend publiek en/of omstanders (o.a. voornoemde [getuige 3] en/of [getuige 4] en/of [getuige 5] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [getuige 6] en/of [slachtoffer 9] en/of [getuige 7] en/of Bernard) en/of daarbij te
schreeuwen/roepen "weg(wezen)" en/of "niet kijken" althans woorden van soortgelijke dreigende strekking en/of aard en/of
- voornoemd vuurwapen (proberen) door (te) laden en/of
- met voornoemd vuurwapen op (het slot van) de deur van dat winkelpand te richten en/of (proberen) te schieten en/of tegen voornoemde deur te trappen en/of te schoppen.