ECLI:NL:RBDHA:2021:13607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet

Op 30 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van Delft, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Delft, dat op 31 augustus 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning van verzoeker voor de duur van zes maanden gesloten zou worden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker, die zich in een hulpverleningstraject bevond en worstelde met een drugsverslaving, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat sluiting van de woning zijn herstel zou bemoeilijken.

Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, werd de situatie van verzoeker besproken. Hij was bijgestaan door zijn gemachtigde en een persoonlijke begeleider. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat, maar dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder woog dan het belang van de burgemeester bij onmiddellijke sluiting. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorste de rechtsgevolgen van het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester opgedragen het griffierecht van € 181,00 aan verzoeker te vergoeden en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,00.

De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker zich in een kwetsbare sociale situatie bevond en dat de hulpverlening zou worden bemoeilijkt als hij zijn woning moest verlaten. De rechter gaf aan dat de burgemeester in de beslissing op bezwaar rekening diende te houden met de bijzondere omstandigheden van verzoeker en de mogelijkheid om met een waarschuwing te volstaan in plaats van sluiting. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er kon geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5880

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

30 september 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L. Windhorst),
en

de burgemeester van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Dharmlal).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting DUWO, te Delft.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten tot onmiddellijke sluiting van de woning aan het [adres] [huisnummer] te [plaats] (de woning) voor de duur van zes maanden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Derde-partij heeft een zienswijze gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 september 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en de heer [A] , persoonlijk begeleider bij Perspektief. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw [B] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst de rechtsgevolgen van het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking
van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,00.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder bevoegd is de woning te sluiten en dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter ziet zich alleen voor de vraag gesteld of de sluiting van de woning evenredig is.
3. Ter zitting is met partijen besproken wat sluiting van de woning voor verzoeker betekent. Gebleken is dat verzoeker in een hulpverleningstraject zit en onder begeleiding van de Stichting Brijder wil afkicken van zijn drugsverslaving. Een halfjaar geleden heeft verzoeker een aanvraag voor een Detox-behandeling ingediend en samen met zijn begeleider is hij bezig de aanmelding compleet te maken. De hulpverlening zal worden bemoeilijkt als verzoeker zijn woning moet verlaten. Maatschappelijke opvang voorziet niet in een stabiele woonomgeving door het ontbreken van dagopvang. Daklozenopvang biedt hier daarom geen uitkomst. Verder is verzoeker als drugsverslaafde kwetsbaar en daardoor makkelijk beïnvloedbaar. De gemachtigde van derde-partij heeft aangegeven verzoeker het voordeel van de twijfel en dus nog een kans te willen geven met het voorbehoud dat de huurovereenkomst wel op de tocht staat als verzoeker weer mensen tot zijn woning toelaat die drugs dealen. De persoonlijke begeleider van verzoeker heeft toegezegd verzoeker daar op aan te spreken
4. De voorzieningenrechter ziet dat verzoeker zich in een kwetsbare sociale situatie bevindt op grond waarvan het mogelijk noodzakelijk is dat hij in de woning blijft wonen. De gemachtigde van verweerder kon in antwoord op de vraag of deze informatie aanleiding verzoeker een tweede kans te geven door van sluiting af te zien geen antwoord geven, omdat zij daartoe niet gemandateerd is. Zij kon alleen de sluitingsduur terugbrengen van zes naar drie maanden.
5. Een verkorting van de sluitingsduur zou echter niets veranderen in de situatie dat verzoeker zijn woning tijdelijk moet verlaten. In de te nemen beslissing op bezwaar zal verweerder voornoemde informatie dienen te betrekken bij de beantwoording van de vraag of er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder met toepassing van artikel 4:84 van de Awb in dit geval van zijn beleid om tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden over te gaan, dient af te wijken. Daarbij dient verweerder ook te beoordelen of in dit geval met een waarschuwing kan worden volstaan.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient in dit geval het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat hij (voorlopig) in zijn woning kan blijven wonen zwaarder te wegen dan het belang van verweerder bij onmiddellijke sluiting van de woning. Verzoeker bevindt zich, zoals gezegd, in een kwetsbare positie. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de situatie zodanig is dat met de sluiting redelijkerwijs niet kan worden gewacht totdat op het bezwaar is beslist. Er is geen sprake van overlast in de omgeving van de woning. De voorzieningenrechter deelt verweerders zorgen over het risico op herhaling omdat verzoeker drugsverslaafd is, maar ziet hierin onvoldoende reden om anders te oordelen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 31 augustus 2021 is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.