ECLI:NL:RBDHA:2021:13577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
NL21.16111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van eisers uit Albanië op grond van niet-geloofwaardige problemen met maffialeider

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van twee eisers afkomstig uit Albanië. De aanvragen werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eisers, een paar dat zich had laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden, stelden dat zij problemen ondervonden met een maffialeider in hun land van herkomst. Tijdens de zitting op 18 november 2021 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank de verklaringen van de eisers kritisch beoordeelde.

De rechtbank oordeelde dat de door de eisers gestelde problemen met de maffialeider niet geloofwaardig waren. De rechtbank nam in overweging dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd om hun claims te onderbouwen. De rechtbank merkte op dat de eisers vage en summiere verklaringen hadden afgelegd en dat de overgelegde documenten niet direct verband hielden met de gestelde problemen. Bovendien werd Albanië door de rechtbank aangemerkt als een veilig land van herkomst, wat de afwijzing van de aanvragen verder onderbouwde.

De rechtbank concludeerde dat de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond waren afgewezen en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 november 2021 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W. van Loon. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.16111, NL21.16114
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], V-nummer: [v-nummer eiseres], eiseres

[naam eiser], V-nummer: [v-nummer eiser], eiser
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. E. Sahin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 6 oktober 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL21.16112 en NL21.16115, op 18 november 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Nushi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder gaat uit van de door eisers opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst. Eisers zijn partners.
2. Verweerder gelooft niet de door eisers gestelde problemen met maffialeider [naam leider] in hun land van herkomst Albanië. Verweerder neemt wel aan dat familieleden van eiseres problemen hebben met deze persoon. In het bestreden besluit wordt de familierelatie tussen deze familieleden en eiseres aangenomen.
3. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte niet aannemelijk bevonden dat eisers zelf ook problemen hebben met [naam leider]. Allereerst is daarbij van belang dat eisers hun relaas niet hebben weten te onderbouwen met al het bewijs dat er volgens hun verklaringen wel zou zijn: het gaat dan om meerdere aangiften, gedaan door de familie van eiseres, en om berichten waarin eiser zou zijn bedreigd. Uit de wél overgelegde documenten blijkt niet dat deze rechtstreeks verband houden met de door eisers gestelde problemen. Daarnaast heeft verweerder uitgebreid gemotiveerd dat eisers vage en summiere verklaringen hebben afgelegd over hoe vaak zij zijn bedreigd, door wie zij zijn bedreigd en de incidenten als zodanig. Met wat in beroep is aangevoerd is dat niet weerlegd. Verweerder stelt terecht dat van eisers concrete en gedetailleerde verklaringen mogen worden verwacht, aangezien eisers in de gestelde problemen aanleiding hebben gezien hun land te verlaten en asiel te vragen.
4. Albanië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. Ter zitting is vastgesteld dat eisers dit niet bestrijden.
5. De informatie over de situatie in Albanië waar eisers in beroep op hebben gewezen, neemt de tegenwerpingen ten aanzien van hun verklaringen niet weg. Daarnaast wordt vastgesteld dat uit de verklaringen van eisers volgt dat in Albanië aangiftes zijn gedaan en dat [naam leider] tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Hieruit volgt dat de autoriteiten van Albanië kennelijk wel bescherming kunnen en willen bieden tegen problemen met derden. Het is daarom niet aannemelijk dat Albanië voor eisers niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst.
6. Verweerder heeft eisers verder terecht tegengeworpen dat eisers zich niet meteen hebben gemeld voor het vragen van asiel. Dat eisers naar hun zeggen tijd nodig hadden om te bekomen van hun ervaringen, heeft verweerder niet hoeven volgen.
7. De aanvragen zijn dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.