ECLI:NL:RBDHA:2021:13570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/5120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige' op 30 juli 2021 was afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak op zijn bezwaarschrift in Nederland kon afwachten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante artikelen, waaronder artikel 8:81, vastgesteld dat de vereiste connexiteit aan het verzoek is komen te vervallen. Dit was het geval omdat de staatssecretaris op 6 oktober 2021 op het bezwaar van verzoeker had beslist en de beroepstermijn inmiddels was verstreken zonder dat verzoeker beroep had ingesteld. Hierdoor was het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.

De voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/5120

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

v-nummer [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel “arbeid als zelfstandige” afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid van de Awb buiten zitting uitspraak in onderhavig verzoek om een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening treffen indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld.
2. De voorzieningenrechter is verzocht om hangende bezwaar te bepalen dat verzoeker de uitspraak op het bezwaarschrift in Nederland mag afwachten.
3. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb, wordt, indien een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld en op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, de verzoeker in de gelegenheid gesteld om beroep bij de bestuursrechter in te stellen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.
4. Verweerder heeft bij besluit van 6 oktober 2021 op het bezwaar van verzoeker beslist. De beroepstermijn is verstreken en verzoeker heeft geen beroep ingesteld. Gelet op artikel 8:81, tweede lid, van de Awb, is daarom de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te vervallen.
5. Het verzoek is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 2 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.