ECLI:NL:RBDHA:2021:13570
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige' op 30 juli 2021 was afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak op zijn bezwaarschrift in Nederland kon afwachten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante artikelen, waaronder artikel 8:81, vastgesteld dat de vereiste connexiteit aan het verzoek is komen te vervallen. Dit was het geval omdat de staatssecretaris op 6 oktober 2021 op het bezwaar van verzoeker had beslist en de beroepstermijn inmiddels was verstreken zonder dat verzoeker beroep had ingesteld. Hierdoor was het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.