ECLI:NL:RBDHA:2021:13499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
AWB 20 1220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben verzoekers, [naam verzoeker] en [naam verzoekster], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Nadat de verzoekers hun beroep hebben ingetrokken, hebben zij verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op verzoek van de verzoekers verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder aan verzoekers is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, is het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 267, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten op € 374 moeten worden vastgesteld, rekening houdend met de handelingen in het dossier en de wegingsfactor ‘licht’.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 374 en heeft tevens bepaald dat verweerder het griffierecht van € 178 aan verzoekers dient te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/1220
V-nummers: [v-nummer verzoeker] en [v-nummer verzoekster]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker,

[naam verzoekster], verzoekster,
gezamenlijk te noemen verzoekers,
gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
Verzoekers hebben het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijk uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekers is tegemoet gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen. Verweerder heeft in het verweerschrift meegedeeld bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 267 en is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit en geen materiële beoordeling van het geschil hoeft plaats te vinden. Verzoekers hebben het verzoek om vergoeding van de proceskosten gedaan gelijktijdig met het intrekken van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en verzocht om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor een volledig punt gelet op de handelingen in dit dossier.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder verzoekers desgevraagd reeds is tegemoet gekomen voor de vergoeding van de kosten in bezwaar. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten en is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 374 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 748 en wegingsfactor 0,50 (licht). De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder ingevolge artikel 8:41, vierde lid, van de Awb het griffierecht – ten bedrage van € 178 – aan verzoekers dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 374 (driehonderdvierenzeventig euro);
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178 (honderdachtenzeventig euro) aan verzoekers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is buiten staat deze uitspraak
mee te ondertekenen
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.