ECLI:NL:RBDHA:2021:13490
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van besluiten inzake maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 2 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van besluiten van 21 oktober 2021, waarbij de aan verzoeker toegekende maatwerkvoorzieningen, waaronder een elektrische rolstoel en gebruikskosten voor een bruikleenauto, per 31 oktober 2021 zijn beëindigd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 november 2021, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de verstrekking van de elektrische rolstoel was beëindigd. De voorzieningenrechter constateerde dat de motivering van verweerder voor de beëindiging van de voorzieningen niet langer houdbaar was, omdat verweerder zijn eerdere standpunt over de toereikendheid van de voorzieningen niet handhaafde.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de besluiten van 21 oktober 2021 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden en werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa, en is openbaar uitgesproken op 2 december 2021.