1.7.Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht afgewezen, op de grond dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten opzichte van het besluit van 18 september 2018.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 10 november 2020, het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat eiser geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) naar voren heeft gebracht. Uit de door eiser overgelegde brief van de revalidatiearts blijkt volgens verweerder dat de zoon van eiser bepaalde medische problemen heeft, maar dat daaruit niet blijkt dat de problematiek is toegenomen. De daarin vermelde verwachting dat de problematiek zal toenemen, betreft een onzekere toekomstige ontwikkeling en vormt geen reden om nu al de aanvraag toe te wijzen, aldus verweerder.
3. Eiser voert aan dat er weldegelijk sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en heeft daarbij gewezen op de verklaring van de revalidatiearts van 30 maart 2020. Uit die verklaring blijkt dat zijn zoon moeilijker is gaan lopen dan voorheen en dat de kans op struikelen en vallen groot is. Daaruit blijkt ook dat het niet gaat om een toekomstige ontwikkeling, maar om een voorspelbare toekomst, gelet op de toename van de lengte en het gewicht van zijn zoon als opgroeiende jeugdige. In beroep heeft eiser nog verklaringen overgelegd van de kinderneuroloog/logopedist van 16 november 2017 en 24 januari 2018, de klinisch geneticus van 20 mei 2018, de neuroloog van 28 juni 2017, de revalidatiearts Impelmans van 13 juli 2020 en de maatschappelijk werker van Tyltylcentrum.
Eiser stelt dat het gewenst is dat de parkeerplek wordt verplaatst naar de plek aan het trottoir voor de toegang gelegen aan de [perceel 1] [huisnummer 1] . Om naar de huidige parkeerplek te komen moeten hij en zijn zoon de weg oversteken met alle gevaren verbonden aan de loopbeperkingen en val-, struikelgevaren van dien. Uit het verkeerstechnisch onderzoek
blijkt weliswaar dat de huidige locatie wellicht beter is, maar daaruit blijkt ook dat de parkeerplek weldegelijk kan worden gesitueerd aan de door hem gewenste locatie nabij de [perceel 1] [huisnummer 1] . Dat er dan een te klein stukje overblijft om een tweede parkeerplaats te realiseren, is volgens eiser niet onderbouwd. Dat er sprake is van een hoge parkeerdruk wordt betwist. Tot slot voert eiser aan dat verweerder niet heeft onderzocht en beargumenteerd waarom de hardheidsclausule niet van toepassing is.
4. De rechtbank overweegt als volgt.