ECLI:NL:RBDHA:2021:13444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
AWB 21-3318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd op basis van tijdelijke humanitaire gronden. Het bestreden besluit, dat op 6 mei 2021 was genomen, verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond.

Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van dezelfde dag, met zaaknummer AWB 21/3317, is op het beroep van verzoeker beslist. Aangezien het beroep is afgewezen, werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond beschouwd en afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 november 2021 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/3318
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N. Ulutas).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier
bepaalde tijd voor het doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 21/3317, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 30 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.