ECLI:NL:RBDHA:2021:13442
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van tijdelijke humanitaire gronden na aangifte van mensenhandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die Nigeriaanse nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier op basis van tijdelijke humanitaire gronden, na het doen van aangifte van mensenhandel. De staatssecretaris had deze aanvraag afgewezen, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen tegen deze afwijzing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder drie asielaanvragen had ingediend, die niet in behandeling zijn genomen omdat Italië verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft aangevoerd dat hij zich in Italië niet veilig voelt en dat hij daar geen connecties heeft. Hij vreest dat hij in handen zal vallen van een mensensmokkelaar en dat de Italiaanse autoriteiten niet adequaat zullen reageren op zijn aangifte van mensenhandel.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning. Het Openbaar Ministerie heeft namelijk laten weten dat de aanwezigheid van de eiser in Nederland niet noodzakelijk is voor de opsporing en vervolging van mensenhandel. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 november 2021.