ECLI:NL:RBDHA:2021:13439
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van loonheffingskorting op AOW-pensioen en aanvraag Overbruggingsuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De eiser had een AOW-pensioen aangevraagd, welke aanvraag op 14 augustus 2019 door verweerder is ontvangen. Het primaire besluit, genomen op 21 augustus 2019, kende de eiser een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe, met een nabetaling over de periode van 21 augustus 2018 tot en met augustus 2019. Eiser stelde in bezwaar dat de loonheffingskorting over 2018 ten onrechte niet was toegepast en dat hij niet in aanmerking was gebracht voor de Overbruggingsuitkering (OBR).
Het bestreden besluit, dat het bezwaar ongegrond verklaarde, stelde dat het niet is toegestaan om meer dan twaalf keer de loonheffingskorting binnen één jaar toe te passen. De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de nabetaling over 2018 in 2019 was ontvangen, waardoor de loonheffingskorting over 2018 niet kon worden toegepast. Eiser had ook geen schriftelijke aanvraag voor de OBR ingediend, wat in strijd was met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het bestreden besluit had genomen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.