ECLI:NL:RBDHA:2021:13438

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, welke door het CBR was vastgesteld op 12 augustus 2020, omdat hij het aan hem opgelegde onderzoek naar drugsgebruik niet tijdig had betaald. Het bezwaar van eiser werd door het CBR niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. Eiser stelde dat hij in afwachting was van een beslissing van de Officier van Justitie en dat hij problemen had met zijn postadres en gezondheid, waardoor hij minder goed overzicht had over zijn post.

De rechtbank overwoog dat de bezwaartermijn van zes weken eindigde op 23 september 2020, maar dat het bezwaarschrift pas op 24 september 2020 was verzonden. Eiser kon niet aantonen dat hij het bezwaarschrift eerder had verzonden. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, ook niet gezien de omstandigheden die eiser had aangevoerd. Ten overvloede merkte de rechtbank op dat zelfs als de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, dit niet zou leiden tot een andere uitkomst, aangezien eiser de kosten voor het opgelegde onderzoek niet had betaald.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser verantwoordelijk is voor het goed beheren van zijn post. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier A. Nobel, en is openbaar uitgesproken op 8 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7429
uitspraak van de enkelvoudige kamer van uiterlijk 8 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 17 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 26 oktober 2021. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Verweerder heeft het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat eiser het aan hem opgelegde onderzoek naar drugsgebruik niet tijdig heeft betaald. Het bezwaar tegen dit besluit heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend.
Wat vindt eiser?
2. Eiser is het niet eens dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard, omdat het Openbaar Ministerie heeft gezegd dat hij zijn rijbewijs terug zou krijgen en de cursus niet hoefde te doen. Hij was in afwachting van de beslissing van de Officier van Justitie (OvJ) om zijn rijbewijs weer vrij te gegeven. Verder heeft hij problemen gehad met zijn postadres en met zijn gezondheid, waardoor hij minder goed overzicht had over zijn post. Hij stelt alles op tijd te hebben aangeleverd en telefonisch te hebben aangekondigd de beslissing van de OvJ op te sturen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Verweerder heeft het primaire besluit op 12 augustus 2020 aan eiser verzonden en daarmee bekend gemaakt. [1] De bezwaartermijn van zes weken eindigde dan ook op 23 september 2020. [2] Uit het poststempel van het bezwaarschrift blijkt dat deze op 24 september 2020 is verzonden. Dit is buiten de hiervoor genoemde termijn. Eiser heeft niet aangetoond dat hij het bezwaarschrift eerder heeft verzonden. In de omstandigheid dat het primaire besluit is verzonden naar het adres [adres 1] [huisnummer 1] te [plaats] , terwijl eiser op de envelop van zijn bezwaarschrift [adres 2] [huisnummer 2] te [plaats] als retouradres heeft vermeld, ziet de rechtbank geen aanleiding de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar te achten.
Het primaire besluit is namelijk verzonden naar het adres waarop eiser op dat moment in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) stond ingeschreven. Uit de stukken is niet gebleken dat eiser eerder aan verweerder een ander correspondentieadres heeft doorgegeven. Verweerder heeft het besluit dan ook op juiste wijze bekend gemaakt. Ook de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden zijn onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het is aan eiser om zijn post goed te beheren, of als hij daartoe niet in staat is, dit door iemand anders te laten doen. Ook de omstandigheid dat hij in afwachting was van een beslissing van de OvJ is onvoldoende, nu dit niet in de weg staat van het indienen van bezwaar. Hij had dit dan vervolgens in bezwaar kunnen aanvoeren. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook al zou de termijnoverschrijding wel verschoonbaar worden geacht, dit niet zal leiden tot het oordeel dat verweerder het rijbewijs ten onrechte ongeldig heeft verklaard. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiser de kosten voor het opgelegde onderzoek niet heeft betaald.
Conclusie.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.
De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:7 en artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.