ECLI:NL:RBDHA:2021:13435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek persoonsgegevens onder de AVG en de afhandeling door bestuursorgaan

Op 8 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg (RDOG) Hollands Midden. Eiseres had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 22 juli 2020, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 19 maart 2020 ongegrond was verklaard. Dit eerdere besluit had betrekking op haar verzoek om inzage in haar persoonsgegevens, dat door verweerder was toegewezen. Eiseres was van mening dat haar inzageverzoek niet correct was afgehandeld, omdat zij bepaalde informatie ontbrak en vond dat er censuur was toegepast op de gegevens die zij had ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat verweerder had moeten melden dat er een verwerking van persoonsgegevens had plaatsgevonden, wat verweerder erkende en excuses aanbood. Eiseres wilde via het inzagerecht achterhalen wie de anonieme melding over haar had gedaan, maar de rechtbank stelde vast dat het inzagerecht onder de AVG niet bedoeld is om een klacht tegen een gemeente in te dienen. De rechtbank concludeerde dat verweerder alles wat er over de melding was aan eiseres had verstrekt, met uitzondering van gegevens van derden, wat in overeenstemming was met de AVG. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat er meer stukken waren dan zij had ontvangen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg (RDOG) Hollands Midden, verweerder
(gemachtigde: mr. K.J.J.W. Smedts).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om inzage van haar persoonsgegevens toegewezen.
Bij besluit van 22 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 november 2021.
Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. K.J.J.W. Smedts. Voor verweerder waren ook aanwezig [A] en mr. [B] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over ?
1. Op 16 november 2018 is er een (anonieme) melding ontvangen over eiseres bij het Meldpunt Zorg en Overlast van de GGD Hollands Midden. Verweerder heeft deze melding verwerkt in het systeem zonder eiseres daarover te informeren. Eiseres is begin 2020 op de hoogte geraakt van het bestaan van de melding. Eiseres wil alle stukken die er over haar zijn met behulp van de AVG [1] boven tafel krijgen om er achter te komen wie deze melding over haar gedaan heeft.
Wat zijn de regels ?
2. Op het verzoek is de AVG van toepassing. In artikel 15 van de AVG is het recht van inzage van de betrokkene geregeld in de persoonsgegevens die hem betreffen. In artikel 23 van de AVG en artikel 41 van de UAVG staan de beperkingen op het inzagerecht vermeld.
Wat vinden partijen in beroep ?
3.1.
Eiseres vindt dat in het meldingsformulier dat zij heeft ontvangen ten onrechte een passage met een persoonsgeven van een derde is weggelakt. Zij vindt dit censuur. Volgens haar is het van meet af aan de bedoeling geweest de melding voor haar verborgen te houden. De notulen van het zorgnetwerkoverleg zijn te summier. Om te achterhalen wat daar gezegd is wil zij de contactgegevens van de deelnemers aan het overleg, vooral die van de medewerkers van de gemeente Oegstgeest en de politie. Verder wil eiseres de beschikking krijgen over het advies dat het Meldpunt heeft uitgebracht. Eiseres vindt het onjuist dat verweerder sommige onderdelen van haar bezwaar als klacht heeft opgevat en behandeld. Volgens haar gaat het wel degelijk om bezwaren.
3.2.
Verweerder stelt dat op 15 november 2018 een signaal over eiseres is ingebracht bij het Meldpunt Zorg en Overlast door de wijkagent. Met deze melding is niets gedaan omdat het geen zaak voor het Meldpunt was. De melding die daags daarna, op 16 november 2018, is binnengekomen is abusievelijk in het systeem geregistreerd. Dit was onjuist. Eiseres had daarover geïnformeerd moeten worden. De informatie waarom eiseres gevraagd heeft, is aan haar verstrekt, met uitzondering van gegevens van derden. Hun privacy verzet zich daartegen. Het signaal dat over eiseres is ingebracht, is eenmalig besproken in het zorgnetwerkoverleg van het Meldpunt. Uit de notulen blijkt dat het geen taak was voor het Meldpunt. Het dossier is dan ook gesloten. Meer of andere communicatie over eiseres met andere instanties is er niet geweest. De notulen van het zorgnetwerkoverleg zijn per definitie summier. Van een (inhoudelijke) reactie of advies op de melding is geen sprake.
Wat is het oordeel van de rechtbank ?
4.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder eiseres had moeten melden dat er een verwerking van haar persoonsgegevens heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft dit erkend, excuses aan eiseres aangeboden en het werkproces aangepast om een soortgelijke situatie in de toekomst te voorkomen.
4.2
Zoals tijdens de zitting is gebleken wil eiseres via verweerder te weten komen wie destijds de (anonieme) melding over haar heeft gedaan. Eiseres vermoedt dat het om een ambtenaar van de gemeente Oegstgeest gaat en wil juridische stappen tegen de gemeente ondernemen, zoals het indienen van een klacht bij de Nationale ombudsman. De rechtbank stelt vast dat de AVG daar niet voor is bedoeld. Het inzagerecht op grond van de AVG heeft tot doel betrokkene in staat te stellen zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte te stellen en de rechtmatigheid daarvan te controleren. Het is niet de taak van verweerder om eiseres via de AVG in staat te stellen een zo concreet mogelijke klacht tegen de gemeente in te dienen.
4.3
In deze procedure moet beoordeeld worden of verweerder het inzageverzoek van eiseres correct heeft afgehandeld. De rechtbank stelt vast dat verweerder alles wat er over de melding was aan eiseres heeft verstrekt, met uitzondering van de gegevens van derden. Dit betreft de gegevens van de melder en de gegevens van de leden van het zorgnetwerkoverleg waarin de melding aan de orde is geweest. Daarmee heeft verweerder conform de AVG gehandeld. Op grond van artikel 15, vierde lid, van de AVG doet het inzagerecht geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen. Volgens artikel 23, eerste lid, aanhef en onder i, van de AVG [2] kan het inzagerecht worden beperkt (kort gezegd) omwille van de rechten en vrijheden van anderen. Het weglakken van de persoonsgegevens van derden omwille van hun privacy is dan ook gerechtvaardigd. Verweerder had overigens met inzage of enkele vermelding van de persoonsgegevens van eiseres kunnen volstaan en heeft dan ook strikt genomen meer gedaan dan waartoe hij op grond van de AVG verplicht was.
4.4
Het betoog van eiseres dat er meer stukken over haar moeten zijn dan zij heeft gekregen, slaagt niet. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [3] is het, als het bestuursorgaan niet ongeloofwaardig ontkent dat er stukken zijn, aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat die informatie er wel is. Verweerder heeft gesteld dat eiseres alles heeft gekregen wat er was en dat er niet meer is. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. De melding was immers ook niet op zijn plaats omdat eiseres niet tot de doelgroep van het Meldpunt behoort. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer of andere stukken zouden zijn.
4.5
Ten slotte heeft verweerder terecht vastgesteld dat een aantal onderdelen van het bezwaar betrekking hebben op bejegening en werkwijze en dus als klachten aan te merken zijn. Het gaat daarbij immers niet om het inzagerecht als zodanig of de zorgvuldigheid waarmee het bestreden besluit is genomen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is van mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak ?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemene verordening gegevensbescherming
2.En het gelijkluidende artikel 41 van de UAVG
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1278