ECLI:NL:RBDHA:2021:13417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
C/09/21/133 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating WSNP met vaststelling looptijd op 1 jaar na mislukking minnelijk traject door gebrekkige schuldhulpverlening

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De verzoeker, die in financiële problemen verkeerde, had een schuldenlast van € 182.095,82 en werkte fulltime als kok met een netto inkomen van € 1.607,44. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet in staat was om zijn schulden te betalen en dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, ondanks dat deze voornamelijk bij de Belastingdienst lagen. De rechtbank constateerde dat het minnelijk traject van 3,5 jaar niet succesvol was geweest door gebrekkige schuldhulpverlening en dat de verzoeker sinds 2018 zijn onderneming had beëindigd en sindsdien in loondienst werkte.

De rechtbank besloot om de verzoeker toe te laten tot de WSNP, maar stelde de looptijd van de regeling vast op één jaar in plaats van de gebruikelijke drie jaar. Dit was gebaseerd op de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de lange duur van het minnelijk traject en de inspanningen van de verzoeker om zijn schulden aan te pakken. De rechtbank benoemde R.G.C. Veneman als rechter-commissaris en T.P.F. Eisses als bewindvoerder. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 december 2021.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/21/133 R
Vonnis van 2 december 2021
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker.

1.De beslissing

- De rechtbank spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1993 te Amsterdam,
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
voorheen handelend onder de naam [A],
gevestigd [vestigingsadres], [postcode en vestigingsplaats]
onder nummer [00000000].
- De rechtbank stelt vast dat alle gelegde beslagen komen te vervallen.
- De rechtbank benoemt tot rechter-commissaris: mr. R.G.C. Veneman,
en tot bewindvoerder: T.P.F. Eisses (Van der Linden c.s.),
Postbus 187
3330 AD Zwijndrecht;
- De rechtbank draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van verzoeker in te zien.
  • De rechtbank bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
  • zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
  • als er genoeg geld op de boedelrekening staat.

2.Procesverloop

- De verzoeker heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
- De verzoeker is uitgenodigd voor de zitting op 25 november 2021. Bij die uitnodiging heeft verzoeker ook het WSNP-informatieboekje gekregen.
  • Op de zitting zijn verschenen:
  • [verzoeker];
- [W], vader van verzoeker;
- [X], schuldhulpverlener;
- [Y], namens de Belastingdienst;
- [Z], namens de Belastingdienst;

3.Beoordeling van het verzoek

Om toegelaten te kunnen worden tot de WSNP moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan. In de eerste plaats moet aannemelijk zijn dat niet zal kunnen doorgaan met het betalen van zijn schulden. Ten tweede moet aannemelijk zijn dat de verzoeker zowel ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden als ten aanzien van het onbetaald laten daarvan te goeder trouw is geweest. Ten slotte moet aannemelijk zijn dat hij de verplichtingen die horen bij de WSNP zal nakomen.
Niet kunnen doorgaan met het betalen van zijn schulden.
Uit de crediteurenlijst volgt dat sprake is van een schuldenlast van € 147.422,82. Ter zitting is gebleken dat de vordering van de Belastingdienst € 154.674,- bedraagt in plaats van €120.001,-, zodat de totale schuldenlast (€ 154.674,- -/- € 120.001,- =) € 34.673,- hoger uitvalt. De totale schuldenlast bedraagt daarmee (€ 147.422,82 + € 34.673,- =) € 182.095,82.
[Verzoeker] werkt fulltime als kok en verdient daarmee € 1.607,44 netto. Met een afloscapaciteit van ongeveer € 400,- per maand, kan hij zijn schuldenlast in 455 maanden (dus bijna 38 jaar) aflossen. Dat betekent dat moet worden aangenomen dat [verzoeker] niet kan doorgaan met het betalen van zijn schulden. Aan de eerste voorwaarde wordt dus voldaan.
Goede trouw ten aanzien van het ontstaan en het onbetaald laten van de schulden
Vorderingen aan Belastingdienst die betrekking hebben op het niet nakomen van aangifteverplichtingen of het niet nakomen van verplichtingen tot afdracht van (omzet)belasting, zijn in beginsel niet te goeder trouw. Gelet op de bijzondere omstandigheden is de rechtbank evenwel van oordeel dat in dit geval deze schulden aan de Belastingdienst wel als te goeder trouw kunnen worden aangemerkt. [verzoeker] heeft verklaard dat hij sinds 2013 werkte voor een restaurant-eigenaar, waarvan de laatste periode als bedrijfsleider. De onderneming draaide veel omzet en er was veel personeel in dienst. Toen [verzoeker] in 2015 werd gevraagd de onderneming over te nemen, kreeg hij desgevraagd ook inzage in de (positieve) financiële stukken. Hij nam weliswaar een paar schulden over, maar op grond van de cijfers die hem waren verstrekt was de verwachting dat deze schulden binnen een jaar zouden zijn afgelost. [verzoeker] mocht er, met andere woorden, van uit gaan dat hij een financieel gezonde onderneming overnam. Nadat hij de onderneming had overgenomen, is hem na verloop van tijd gebleken dat de cijfers die hem waren voorgehouden niet klopten en dat de onderneming verlieslatend was. [verzoeker] heeft verklaard dat hij vanaf het begin onophoudelijk heeft geprobeerd zijn boekhouding op orde te krijgen. Dit is hem na anderhalf jaar gelukt. Vervolgens waren er volgens [verzoeker] verschillende andere tegenslagen die eraan hebben bijgedragen dat het niet lukte om de onderneming financieel gezond te krijgen. Zo ‘kocht’ de oude eigenaar personeel weg, waardoor verzoeker lagere tijd geen omzet kon draaien. Bovendien had hij het geld nodig om het bedrijf te kunnen blijven runnen. Door deze samenloop van omstandigheden zijn (ook) de schulden bij de Belastingdienst ontstaan. [verzoeker] heeft een onderneming overgenomen van een partij die hij mocht vertrouwen. Hij heeft zich hierbij ook over de financiële positie geïnformeerd, maar is daarbij onjuist voorgelicht. Hij is hierbij wellicht te naïef geweest, maar daarna heeft hij steeds geprobeerd de boekhouding op orde te krijgen. Toen dat eenmaal lukte, ontbrak het aan middelen voor een gezonde bedrijfsvoering, waaronder dus ook het voldoen van belastingschulden. Tegen deze achtergrond kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de vorderingen van de Belastingdienst niet te goeder trouw zijn ontstaan.
Daar komt nog bij dat, hoewel [verzoeker] noch zijn schuldhulpverlener een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule, de rechtbank ambtshalve toepassing van die clausule in dit geval aangewezen acht. [verzoeker] heeft begin 2018 zijn onderneming beëindigd. Sindsdien werkt hij fulltime in loondienst en probeert hij een oplossing te vinden voor zijn problematische schuldenlast. De omstandigheden die van doorslaggevend belang voor het laten ontstaan en vervolgens onbetaald laten van zijn schulden zijn geweest, heeft hij dus inmiddels al ruim drie jaar onder controle.
Nakomen van de WSNP-verplichtingen aannemelijk?
[verzoeker] werkt al geruime tijd fulltime en zal dat ook blijven doen. Het is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer aannemelijk dat hij ook in de WSNP zijn verplichtingen zal nakomen.
(Tussen)conclusie:
[verzoeker] voldoet aan alle voorwaarden en wordt daarom toegelaten tot de WSNP.
De looptijd
De standaard looptijd van de schuldsaneringsregeling is door de wetgever op drie jaar gesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 349a Fw heeft de rechtbank de bevoegdheid om deze termijn aan te passen. Zo kan bij de opheffing van een faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregeling verkorten voor de duur dat in het faillissement is voldaan aan de verplichtingen die ook in de schuldsaneringsregeling gelden, zoals de afdrachtverplichting en de inspanningsverplichting. Aangenomen moet worden dat deze mogelijkheid – onder omstandigheden – ook bestaat bij een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder een voorafgaand faillissement.
[verzoeker] heeft zich al in mei 2018 gemeld bij de schuldhulpafdeling van de gemeente Den Haag. Er wordt sinds juli 2019 door [verzoeker] met hulp van de schuldhulpverleners maandelijks een bedrag gereserveerd voor de schuldeisers. De aanbodbrieven zijn vervolgens pas op 17 augustus 2020 aan de schuldeisers verzonden. Daarna heeft het nog ruim een jaar geduurd voordat het dwang- en WSNP-verzoek bij de rechtbank zijn ingediend. De schuldhulpverlener heeft op de zitting verklaard dat [verzoeker] in afgelopen 3,5 jaar met vijf verschillende schuldhulpverleners te maken heeft gehad, en dat zijn ‘dossier’ tussendoor steeds heeft stilgelegen.
De rechtbank heeft bij vonnis van vandaag het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord afgewezen. Het zogenoemde dwangakkoord is afgewezen, omdat – kort samengevat – het voorstel onvoldoende is gedocumenteerd en uitgaat van onjuiste financiële stukken. Dit kan niet aan [verzoeker] worden toegerekend, maar vindt direct haar oorzaak in het schuldhulptraject van de gemeente Den Haag dat inhoudelijk niet op orde is en bovendien (veel) te lang heeft geduurd. Het minnelijk traject loopt inmiddels al 3,5 jaar zonder dat er een oplossing is gevonden, terwijl er door [verzoeker] al sinds juli 2019 wordt gespaard in het kader van het (minnelijk) schuldhulptraject.
Gelet op de bijzondere omstandigheden zoals hierboven geschetst zal de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregeling vaststellen op één jaar (in plaats van drie). Het saldo dat de afgelopen (ruim) twee jaar tijdens het schuldtraject bij de gemeente is gespaard, valt daarmee in de boedel, terwijl voor wat betreft het einde van de looptijd op deze manier zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het eindmoment dat er bij een geslaagd schuldentraject zou zijn geweest.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met mr. M.J.P. Vink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.