ECLI:NL:RBDHA:2021:13402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
NL21.8521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met risico op schending van mensenrechten

In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 2 juni 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 oktober 2021 waren verzoeker, zijn gemachtigde, zijn moeder, zijn broer en een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. Dit gebeurde in samenhang met een andere zaak (NL21.8520), waarin het beroep gegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 748. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8521

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.8520, op 6 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [moeder van verzoeker], de moeder van verzoeker, [broer van verzoeker], de broer van verzoeker, en tolk A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.8520, heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak waarover dit verzoek om voorlopige voorziening gaat gegrond verklaard.
2. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af.
3. Vanwege de gegrondverklaring van het beroep, zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten van verzoeker. Het bedrag van deze proceskosten wordt overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 748 (1 punt voor het verzoekschrift, waarde per punt € 748, gemiddeld gewicht).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van tot een bedrag van € 748,-
(zevenhonderdachtenveertig euro) te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.